Categorie: Grammatica
Woordsoorten: omzetsels
In 'Ze loopt onder de bomen door' gebruik je een omzetsel. Wat is dat en hoe je gebruik je deze woorden?
Lees meer →
Zij heeft een rapport in 2024 geschreven
Woordvolgorde is een lastig onderwerp. Waar staat bijvoorbeeld een onbepaald lijdend voorwerp?
Lees meer →
‘Alle’, ‘allemaal’ en ‘helemaal’
De woorden 'alle', 'allemaal' en 'helemaal' lijken voor cursisten soms erg op elkaar. Wat zijn de verschillen en overenkomsten?
Lees meer →
‘Oppassen’ of ‘passen op’?
De werkwoorden 'oppassen' en 'passen op' lijken erg op elkaar en zorgen soms voor verwarring.
Lees meer →
Sommig(e), wat, enkel(e), enig(e), weinig en een paar
De woorden sommig(e), enkel(e), wat, enig(e), weinig en een paar lijken erg op elkaar, maar je gebruikt niet precies hetzelfde. Hoe zit dat?
Lees meer →
Bepaald of onbepaald?
In veel zinnen is het verschil tussen bepaald en onbepaald van belang, bijvoorbeeld voor de keuze van het lidwoord of bij de buigings-e.
Lees meer →
Zij heeft van de zon liggen genieten
De werkwoorden hangen, liggen, zitten, staan en lopen combineer je in het presens met 'te', maar in het perfectum niet altijd. Het perfectum heeft meestal ...
Lees meer →
Het is gelukt!
Het onderwerp bij 'lukken' is meestal 'het', maar er zijn meer mogelijkheden. Maar het onderwerp kan nooit een persoon zijn.
Lees meer →
Een betere plek is er niet
'Er is geen betere plek' en 'Een betere plek is er niet' zijn beide juist, maar hoe zit dat met de ontkenning? Waarom in het ...
Lees meer →
Het werkwoord willen
Willen is een onregelmatig werkwoord, dat twee verleden tijden heeft. Wat moeten je cursisten weten over dit werkwoord?
Lees meer →