Wat is het verschil tussen de woorden alle, allemaal en helemaal?
Mijn cursisten hebben regelmatig moeite met het verschil tussen de woorden al/alle, helemaal en allemaal. Hoe gebruik je deze woorden precies?
Al en alle
Het gaat bij alle om de verbogen vorm van het onbepaalde telwoord al. De Dikke Van Dale geeft daar twee betekenissen bij die van belang zijn. Je gebruikt alle bij een meervoud of ontelbaar zelfstandig naamwoord en al in voor een voornaamwoord of lidwoord.
- collectieven, stofnamen en abstracta, al dan niet voorafgegaan door een lidwoord of een aanwijzend of bezittelijk voornaamwoord de hele hoeveelheid
- Al mijn collega’s zijn aardig.
- Ze hebben alle pasta opgegeten.
- het gehele aantal (voor meervoudige zelfstandige naamwoorden)
- Ze hebben dit jaar alle wedstrijden gewonnen.
- Zij heeft alle films van Stanley Kubrick gezien.
In sommige zinnen kan alle ook zelfstandig in de zin staan. Je schrijft dan alle als het naar dingen verwijst en allen als het naar mensen verwijst.
- De ingrediënten staan alle genoemd in de het recept.
- De leerlingen zijn allen geslaagd voor het examen.
Dit zijn nogal formele zinnen; allemaal is in deze zinnen gewoner.
Allemaal
Allemaal kan ook een onbepaald voornaamwoord zijn, maar is vaak ook een bijwoord. Het onderscheid is meestal niet zo van belang; de betekenis verschilt iets.
- onbepaald voornaamwoord – alles samen / allen samen
- Zij is de slimste van allemaal.
- Wat heeft dat allemaal te betekenen?
- We spreken de kandidaten allemaal.
- bijwoord – (spreektaal) niet anders dan / alleen maar
- Ik zie allemaal rare dingen.
In veel zinnen bij betekenis 1 geeft allemaal vooral aan dat je echt alle genoemde mensen of dingen bedoelt. In deze betekenis kan allemaal niet voor een zelfstandig naamwoord staan, zoals in de tweede betekenis.
Als je met allemaal naar mensen verwijst, kun je (vaak) ook iedereen gebruiken: Zij is de slimste van iedereen.
Helemaal
Helemaal wijkt in betekenis het meest af van dit rijtje. Het is een bijwoord van hoeveelheid, dat ’totaal, volledig’ betekent; ook kan je het gebruiken om een grote afstand aan te duiden. Het kan wel meer informatie geven over een zelfstandig naamwoord, maar het staat daar niet voor in de zin (het kan er wel achter staan). Het kan ook zelfstandig voorkomen.
- Helemaal niet!
- Ik heb de kamer helemaal opgeruimd.
- Hij is vorig jaar helemaal naar Zuid-Amerika gevlogen.
Op zoek naar werkvormen?
In de online cursus Grammatica voor NT2-docenten staat de informatie van deze website gegroepeerd op onderwerp. Bovendien staan bij elk onderwerp een of meer werkvormen uitgelegd – vaak met concrete oefeningen die je zó kunt overnemen.