Wat betekenen de taalkundige begrippen bepaald en onbepaald?
In veel zinnen is het verschil tussen bepaald en onbepaald van belang, bijvoorbeeld voor de keuze van het lidwoord of bij de buigings-e. Er zijn ook bepaalde en onbepaalde voornaamwoorden en telwoorden, waarin deze woorden net een andere betekenis hebben.
Zelfstandige naamwoorden
Een woordgroep met een naamwoord als kern, wordt ook wel een ‘naamwoordelijke constituent’ genoemd. De ANS geeft deze definitie van bepaalde en onbepaalde constituenten: “Een bepaalde naamwoordelijke constituent is een constituent die een of meer geïdentificeerde zelfstandigheden aanduidt, dat wil zeggen personen of zaken die al geïntroduceerd zijn en die de spreker dus noemt in de veronderstelling dat de hoorder begrijpt wie of wat hij bedoelt, over wie of wat hij het heeft (wat nog niet wil zeggen dat de hoorder een zeer uitgebreide kennis moet hebben van de personen of zaken in kwestie). Een onbepaalde naamwoordelijke constituent is een constituent waarvoor dit niet geldt. Met onbepaalde constituenten introduceren we personen of zaken.”
Zo’n naamwoordelijke constituent kan bijvoorbeeld uit de volgende elementen bestaan: determinator – voorbepaling(en) – kern. (Terzijde: er kan ook nog iets na de kern staan, maar dat is voor deze lestip niet zo van belang. Zie daarvoor de ANS). De determinator is een lidwoord of voornaamwoord. De voorbepaling is meestal een bijvoeglijk naamwoord.
- het mooie, oude boek (het is de determinator, mooie en oude zijn voorbepalingen, en boek is de kern)
- mijn lieve vader (mijn is de determinator, lieve is de voorbepaling, vader is de kern)
Bepaalde naamwoordelijke constituent
Een bepaalde naamwoordelijke constituent heeft als determinator een bepaald lidwoord (de of het) of een bezittelijk of aanwijzend voornaamwoord. In sommige zinnen kan ook betrekkelijk voornaamwoord of genitief voorkomen, maar die zijn zeldzaam. Daarnaast maakt ook het hoofdtelwoord beide een constituent bepaald. Neem als voorbeeld de zin: We gooiden de oude kranten weg. Hierin is de oude kranten een naamwoordelijke constituent. Die constituent bestaat uit een determinator (de), een voorbepaling (oude) en een kern (kranten). Omdat de een bepaald lidwoord is, is de constituent als geheel bepaald. Nog wat voorbeelden (de naamwoordelijke constituenten zijn steeds vetgedrukt):
- Dat is mijn telefoon.
- Die regel vind ik heel moeilijk.
- Beide deelnemers slaagden voor het examen.
Onbepaalde naamwoordelijke constituent
Een constituent is onbepaald als de determinator ontbreekt (bij meervouden en stofnamen) of als je een gebruikt. Ook als de determinator een vragend voornaamwoord of hoofdtelwoord is, is de constituent onbepaald. Voor het hoofdtelwoord maakt het niet uit of dat zelf bepaald of onbepaald is. Een voorbeeld: Ik lees een mooi boek. Hierin is een mooi boek een naamwoordelijke constituent. Een is de determinator, mooi is een voorbepaling en boek is de kern. Omdat een een onbepaald lidwoord is, is de constituent als geheel ook onbepaald. Nog wat voorbeelden (de naamwoordelijke constituenten zijn steeds vetgedrukt):
- Ik lees mooie boeken.
- We hebben hout nodig.
- Welke film heb je gisteren gezien?
- We hebben veel kapotte glazen weggegooid.
Onbepaald voornaamwoord
Bij onbepaalde voornaamwoorden heeft de term ‘onbepaalde’ een iets andere betekenis. De ANS omschrijft de betekenis van deze voornaamwoorden zo: “voornaamwoorden die geen precieze informatie geven over de hoeveelheid van de zelfstandigheden waarnaar ze verwijzen.” Het gaat om woorden als iedereen, iemand, iets, enkele, sommige, alle, enz. Meestal leiden deze een onbepaalde naamwoordelijke constituent in, maar dat hoeft niet altijd. In deze zin is alle deelnemers bepaald: Er deden twintig mensen mee aan de cursus. Alle deelnemers waren tevreden.
Telwoorden
Ook telwoorden kunnen bepaald of onbepaald zijn. Bepaalde telwoorden geven een precieze hoeveelheid, onbepaalde niet. Hierboven zag je al dat bepaalde telwoorden als determinator meestal niet tot een bepaalde naamwoordelijke constituent leiden. Kijk naar het verschil tussen deze zinnen:
- We hebben drie kapotte glazen weggegooid.
- We hebben de drie kapotte glazen weggegooid.
In beide zinnen weet je het om drie glazen gaat, maar alleen in de tweede zin weten beide personen om welke glazen het precies gaat. Het eerste type komt (veel) meer voor dan het tweede.
Oefenen in de les
In de les zal je niet snel specifiek oefenen met bepaalde en onbepaalde naamwoordelijke constituenten, maar er zijn wel verschillende onderwerpen waarbij het van belang is dat je in elk geval als docent het onderwerp goed begrijpt. Dat is vooral zo bij de buigings-e. Een bijvoeglijk naamwoord is zonder e voor een onbepaald het-woord in het enkelvoud.
- Wat een mooi huis!
- We hebben nieuw hout nodig.