Een bijvoeglijk naamwoord geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord (of soms een voornaamwoord). Bijvoeglijke naamwoorden kunnen op verschillende manieren gebruikt worden (attributief of niet-attributief). Soms moet de vorm wat veranderen én we kunnen ze gebruiken in vergelijkingen. De internationale term voor het bijvoeglijk naamwoord is adjectief. Ook het voltooid deelwoord kan gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord. Dan pas je voor de buigings-e en spelling de regels van het bijvoeglijk naamwoord toe.
Betekenis van bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden kunnen verschillende soorten betekenissen hebben. Ze kunnen bijvoorbeeld een bepaalde eigenschap aanduiden (een rond verkeersbord, een saaie film, de houten kast), een toestand (de dronken man, de lege fles), een algemene tijdsaanduiding (volgende week), een locatie (het verre land) of een modaliteit (die verdomde minister, het schijnbare verlies). In sommige gevallen is de betekenis niet letterlijk, denk aan de warme bakker of een luie stoel. Dit wordt metonymie genoemd.
Gebruik van bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden kunnen op verschillende manieren gebruikt worden. Een belangrijk onderscheid daarbij is dat tussen attributief en niet-attributief gebruik.
Attributief gebruik
Als je een bijvoeglijk naamwoord attributief gebruikt, zet je het direct voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort, vaak vooraf gegaan door een lidwoord of een voornaamwoord: de rode theepot, haar oude laptop. Sommige bijvoeglijke naamwoorden kunnen alleen maar attributief gebruikt worden, anders moet je een omschrijving gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan stofnamen, woorden die herkomst uitdrukken en sommige bijvoeglijke naamwoorden die tijd, plaats, richting of afstand uitdrukken: een metalen voorwerp, het Belgische restaurant, de huidige burgemeester.
Niet-attributief
Als een bijvoeglijk naamwoord niet-attributief gebruikt wordt, staat het niet direct voor een zelfstandig naamwoord, maar los in de zin. Dat kan op verschillende manieren:
- Zelfstandig – bij zelfstandig gebruik staat er een zelfstandig naamwoord in de buurt dat je in gedachten kunt aanvullen. Denk aan zinnen als: Hou jij meer van groene appels of van rode?
- Predicatief – een predicatief gebruikt bijvoeglijk naamwoord is het naamwoordelijk deel van het gezegde of een bepaling van gesteldheid. Denk aan zinnen als Het is vandaag warm, Ik vind hem heel slim.
- Bijwoordelijk – bijvoeglijk naamwoorden kunnen ook bijwoordelijke bepalingen zijn, en worden dan ook wel bijwoorden genoemd. Denk aan zinnen als De kinderen werkten allemaal hard.
Sommige bijvoeglijke naamwoorden kunnen alleen niet-attributief gebruikt worden, zoals enkele vaste verbindingen (kwijt raken, jammer vinden), combinaties met een koppelwerkwoord (bang voor iets zijn, bezig zijn met iets).
Vorm van bijvoeglijke naamwoorden
Als het gaat om de vorm van bijvoeglijke naamwoorden, zijn er twee dingen van belang: de buigings-e en de trappen van vergelijking. De buigings-e kan optreden bij attributief en zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden. Predicatief en bijwoordelijk gebruikte bijvoeglijke naamwoorden krijgen géén buigings-e.
Vrijwel alle bijvoeglijke naamwoorden hebben trappen van vergelijking, behalve stofnamen, de afleidingen van geografische namen op -er, sommige bijvoeglijke naamwoorden die je alleen niet-attributief kunt gebruiken (kwijt, pluis), sommige bijvoeglijke naamwoorden met een absolute betekenis (je hebt het of niet), zoals linker, dood, dagelijks, mondeling, bijvoeglijke naamwoorden die al een vergelijking uitdrukken (sneeuwwit, oeroud) en bijvoeglijke naamwoorden met een versterkend voorvoegsel (supermooi, reuzeleuk).
Op zoek naar werkvormen?
In de online cursus Grammatica voor NT2-docenten staat de informatie van deze website gegroepeerd op onderwerp. Bovendien staan bij elk onderwerp een of meer werkvormen uitgelegd – vaak met concrete oefeningen die je zó kunt overnemen.