Wanneer komt er een e achter een bijvoeglijk naamwoord?
De buigings-e bij het bijvoeglijk naamwoord is een van de moeilijkst te leren dingen van het Nederlands. Dat dat zo is, heeft een paar oorzaken. Ten eerste gaat het om een heel korte, onbeklemtoonde klank. In spontane spraak is die moeilijk te horen; dat maakt ook het leren ervan moeilijker. Ten tweede hangt het gebruik van de e samen met het lidwoord, en kennis daarvan is voor de meeste mensen heel lastig te verwerven.
De regel
Hoe zit het? Het Nederlands kent drie lidwoorden: de bepaalde lidwoorden de en het en het onbepaalde lidwoord een. Na een bepaald lidwoord, of dat nu de of het is krijgt het bijvoeglijk naamwoord altijd een e. Na het onbepaald lidwoord is dat anders. Als daarna er dan na het bijvoeglijk naamwoord een enkelvoudig het-woord staat, komt er géén buigings-e. Kijk maar in onderstaande tabel.
De-woorden | Het-woorden | Pluralis | |
Bepaald | De mooie tafel De rode jas | Het mooie boek Het rode T-shirt | De mooie tafels De rode jassen De mooie boeken De rode T-shirts |
Onbepaald | Een mooie tafel Een rode jas | Een mooi boek Een rood T-shirt | Mooie tafels Rode jassen Mooie boeken Rode T-shirts |
Oefenen in de les
Zoals gezegd, is dit lastig te leren. Toch komt het in alle methodes aan bod, vaak al heel vroeg. Dat is omdat NT2-leerders het verschijnsel vaak al vroeg tegenkomen in de teksten uit het boek. Ik krijg er soms al in de tweede les vragen over.
Bij die beginners laat ik vaak bovenstaand schema zien met een korte toelichting. Daarbij benadruk ik dat het voor hoe goed ze begrepen worden, of voor de betekenis van wat ze zeggen niet zo veel uitmaakt of ze dit goed doen. En, misschien wel belangrijker: ik geef ze een aantal vaste zinnen, die ze vaak gebruiken, in de goede vorm: Fijn weekend, Fijne avond, Goed idee! Dit soort zinnen laat ik ze als geheel leren; dan gaat het altijd goed.
Bij wat verder gevorderden leg ik vaak de regel nogmaals uit. Ik voeg er dan aan toe dat de meeste woorden de-woorden zijn (of nou ja, dat herhaal ik; dat vertel ik ze al zodra het over de en het gaat), en dat er dus in de meeste gevallen een e achter het bijvoeglijk naamwoord komt. Oftewel: in geval van twijfel, met e.
Om de buigings-e onder de knie te krijgen, is het belangrijk dat cursisten het lidwoord van de zelfstandige naamwoorden goed kennen. Dat is een kwestie van veel herhaling. Er zijn ook apps waarmee cursisten dit kunnen oefenen. Wat ook helpt, is om telkens als je vaste combinaties met of zonder e tegenkomt, die expliciet zo te laten oefenen. Denk daarbij bijvoorbeeld ook aan zinnetjes als ‘Wat een mooie film!’ ‘Wat een mooi boek!’ Je kunt je cursisten ook laten luisteren naar een tekst of dialoog en ze de bijvoeglijke naamwoorden in een gatentekst laten invullen: horen ze de e?