Combineren en samenvallen van ‘er’

combineren en samenvallen van er

Er in ‘Er zijn er drie’

Het woordje er is voor veel cursisten één van de lastigste woorden van het Nederlands. Je kunt het op vier verschillende manieren gebruiken: presentatief, locatief, prepositioneel en kwantitatief. En dan zijn er nog zinnen waarin die vormen gecombineerd worden of samenvallen.

In sommige zinnen lijkt het lastig om vast te stellen met welk er je precies te maken hebt. Kijk bijvoorbeeld naar onderstaande gesprekjes.

  • Wat ligt er op de tafel? Er liggen kranten op.
  • Hoeveel kaarsen hebben we nog? Er liggen er drie in de kast.

In de eerste zin is er zowel presentatief als prepositioneel. In de tweede zin staat twee keer er: het eerste is presentatief en het tweede is kwantitatief. De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) beschrijft verschillende mogelijkheden voor het combineren en samenvallen van er.

Als er het eerste woord van de zin is, kan presentatief er samenvallen met locatief of prepositioneel er.

  • Hoe kom ik in Noordwijk? Er gaat een bus naartoe. (presentatief en prepositioneel)
  • Ik keek in de kast en er lag niets. (presentatief en locatief)

Als je presentatief er op de eerste zinsplaats wilt combineren met kwantitatief er, komt er twee keer er in de zin. Die twee kunnen niet direct na elkaar staan.

  • Hoeveel bekers zijn er? Er zijn er drie.

Als er op een andere plek op de zin staat, zijn er veel meer mogelijkheden. Er kan dan twee of zelfs drie functies tegelijk hebben.

  • Hoeveel bekers heb je nodig? Hier staan er zeven. (presentatief + kwantitatief)
  • Rome heeft heel veel kerken. Zeker 900 zijn er. (presentatief + locatief)
  • Hoe kom ik in Noordwijk? Een bus gaat er vast wel naartoe. (presentatief + prepositioneel)
  • In onze straat zijn veel bakfietsen. Wel tien heb ik er geteld. (kwantitatief + locatief)
  • Gaston Dorren schrijft veel boeken over taal. Hij heeft er zeker vijf over geschreven. (kwantitatief + prepositioneel)
  • Gisteren waren er nog een heleboel koekjes in de trommel. Nu zijn er nog maar drie. (presentatief + locatief + kwantitatief)
  • De deelnemers haakten een voor een af. Aan het eind van de dag waren er nog maar twee over. (presentatief + kwantitatief + prepositioneel)

Op zoek naar werkvormen?

In de online cursus Grammatica voor NT2-docenten staat de informatie van deze website gegroepeerd op onderwerp. Bovendien staan bij elk onderwerp een of meer werkvormen uitgelegd – vaak met concrete oefeningen die je zó kunt overnemen.

Meer taal?

De nieuwsbrief voor NT2-docenten verschijnt elke week: zo krijg je elke week een nieuwe lestip! In de maandelijkse nieuwsbrief van AV Taaltraining lees je alles over mijn andere activiteiten.

Naam(Vereist)
Welke nieuwsbrieven wil je krijgen?(Vereist)
Algemene Voorwaarden en Privacybeleid(Vereist)
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.