Wat is een beknopte bijzin?
Een beknopte bijzin is een onvolledige bijzin; ze hebben geen onderwerp en persoonsvorm. Het werkwoord is een infinitief, voltooid deelwoord of tegenwoordig deelwoord.
- Hij eet veel groente om gezond te blijven.
- Fietsend ging ze naar haar werk.
- Teleurgesteld door de uitslag, liep hij zonder iets te zeggen weg.
Voegwoord
Een beknopte bijzin hoeft niet met een voegwoord te beginnen, maar dat kan wel. Voor een groot deel zijn dat andere voegwoorden dan bij volledige bijzinnen. De volgende voegwoorden zijn mogelijk bij beknopte bijzinnen: om, na, door, met (niet heel frequent), teneinde, alvorens, indien, zo, mits en tenzij, hoewel, ofschoon, zonder, in plaats van, (voor)zover. Het gaat vrij vaak om formele zinnen. Om kan in sommige gevallen ook weggelaten worden.
- Hij leest elke dag de krant, om zijn Nederlands te verbeteren
- Na de hele ochtend hard gewerkt te hebben, nam ze eindelijk een pauze.
- Door het project zorgvuldig te plannen, bespaarde het team veel tijd.
- Ze vertrokken weer, met de auto volledig gerepareerd en getest.
- Teneinde conflicten op het werk te vermijden, kiest hij zijn woorden zorgvuldig.
- Alvorens het rapport in te leveren, controleerde ze alle cijfers nog eens.
- De bijlage wordt, indien verzocht, toegevoegd.
- Zo gezegd en doordacht, klonk het plan minder gek dan verwacht.
- Mits goed voorbereid en op tijd aanwezig, kun je het examen met vertrouwen maken.
- Het rooster mag niet worden gewijzigd, tenzij anders overeengekomen met de leiding.
- Hoewel duidelijk uitgeput na de training, hielp hij nog even met opruimen.
- Ofschoon zichtbaar teleurgesteld over het resultaat, bleef ze vriendelijk.
- Hij verliet de vergadering, zonder haar naam te noemen of uitleg te geven.
- In plaats van te wachten op iemand anders, nam hij zelf het initiatief.
- De studenten zijn allemaal aangemeld, (voor)zover bekend bij de administratie.
Onderwerp
Het onderwerp staat dus niet expliciet in de bijzin, maar je moet het wel makkelijk kunnen bedenken. Meestal is het hetzelfde als het onderwerp in de hoofdzin. Dat zie je als je de bijzin uitbreidt tot een volledige bijzin.
- Hij eet veel groente om gezond te blijven – Hij eet veel groente zodat hij gezond blijft.
- Terwijl ze fietste, ging ze naar haar werk.
- Omdat hij teleurgesteld was door de uitslag, liep hij zonder iets te zeggen weg.
Maar het onderwerp kan ook gelijk zijn aan het meewerkend of lijdend voorwerp van de hoofdzin. Het kan ook gaan om iets wat in de hoofdzin niet genoemd, maar geïmpliceerd is.
- Door zoveel herrie te maken, werd de baby wakker. (de baby maakte geen herrie, maar anderen)
- De docent zei de kinderen beter op te letten. (de kinderen moeten beter opletten, niet de docent)
Op zoek naar werkvormen?
In de e-learning Grammatica voor NT2-docenten staat de informatie van deze website gegroepeerd op onderwerp. Bovendien staan bij elk onderwerp een of meer werkvormen uitgelegd – vaak met concrete oefeningen die je zó kunt overnemen.