Hoe gebruik je de woorden graag – liever – het liefst in een zin?
Het rijtje graag – liever – het liefst staat natuurlijk altijd bij de trappen van vergelijking, wat terecht is, maar er is wel iets mee aan de hand. Het zijn namelijk geen bijvoeglijke naamwoorden, maar bijwoorden. Dat maakt dat je ze anders gebruikt dan de andere trappen van vergelijking. Veel cursisten vinden het dan ook moeilijke woorden om te gebruiken.
Altijd een werkwoord
Een belangrijk verschil tussen bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden is dat bijvoeglijke naamwoorden extra informatie over een zelfstandig naamwoord geven en bijwoorden over een gezegde, een bepaling of een hele zin. Graag geeft meer informatie over het gezegde; het is een bijwoordelijke bepaling (van hoedanigheid). Er moet dus in elk geval altijd een werkwoord bij graag gebruikt worden. Voor liefst staat bovendien altijd het.
- Mijn moeder kijkt graag naar horrorfilms, maar mijn vader leest liever een boek.
- We gaan het liefst met de trein op vakantie.
Plek in de zin
In een hoofdzin staan graag – liever – het liefst altijd direct na de persoonsvorm, of bij inversie na het onderwerp van de zin. In een bijzin staan ze ook na het onderwerp.
- Vroeger at ik het liefst pizza, maar nu eet ik liever lasagne.
- Hoewel mijn moeder graag naar horrorfilms kijkt, leest mijn vader liever een boek.
Oefenen in de les
Het is belangrijk om in je uitleg duidelijk te maken dat graag – liever – het liefst niet voor een zelfstandig naamwoord staat, en dat er altijd een werkwoord bij in de zin moet staan. Geef daar ook enkele voorbeelden van. Vervolgens kun je laten oefenen, bijvoorbeeld door steeds drie dingen te noemen en die in volgorde van voorkeur te laten zetten. Dat kunnen activiteiten zijn, maar ook bijvoorbeeld eten en drinken: Ik wandel graag, maar ik fiets liever. Het liefst zwem ik.
Je kunt ook steeds twee dingen voorleggen en ze een keuze laten maken: Ga je liever naar Parijs of naar New York? Ik ga het liefst naar New York. Of geef drie dingen en laat ze de volgorde van voorkeur vertellen: film – boek – muziek: Ik luister graag naar muziek. Ik kijk liever naar een film. Ik lees het liefst een boek.
Een andere goede oefening is om een vraag te stellen en ze een alternatief te laten geven. Bijvoorbeeld: Zullen we naar de bioscoop gaan? Nee, ik ga liever naar het park.