In welke volgorde zet je de werkwoorden?
Aan het eind van een zin staan soms twee, drie of zelfs vier werkwoorden. Dat heet de ‘werkwoordelijke eindgroep’. In welke volgorde je de werkwoorden zet, hangt af van het aantal werkwoorden van hun vorm.
Twee of meer infinitieven
Als de werkwoordelijke eindgroep uit twee of meer infinitieven bestaat, staat het zelfstandig werkwoord – dat voor de betekenis van de zin het belangrijkst is – als laatste.
- We willen hier nog jaren blijven wonen.
- Hij heeft ons de haven laten zien.
Persoonsvorm en een of meer infinitieven
Als de persoonsvorm een modaal werkwoord is, is de volgorde vrij. Veel mensen hebben een voorkeur voor de volgorde persoonsvorm – infinitief. Als de persoonsvorm een van de werkwoorden komen, blijven, laten, doen, horen, zien, helpen of leren is, staat dit voor de infinitief.
- Selecteer eerst de datum waarvoor u wilt reserveren.
- Selecteer eerst de datum waarvoor u reserveren wilt.
- Als docent is het belangrijk dat je blijft leren.
Combinatie met een voltooid deelwoord
Als aan het eind van een zin een voltooid deelwoord staat in combinatie met één ander werkwoord (een persoonsvorm of infinitief), dan is de volgorde vrij. Dit wordt wel de ‘rode of groene volgorde’ genoemd, naar een oude dialectkaart.
- Hij zei dat hij de trein heeft gemist.
- Hij zei dat hij de trein gemist heeft.
- Na die val moest zij in het ziekenhuis worden behandeld.
- Na die val moest zij in het ziekenhuis behandeld worden.
Een tweede mogelijkheid is dat aan het eind van de zin een voltooid deelwoord, een modaal werkwoord (als persoonsvorm of infinitief) en een andere infinitief staan. Er zijn dan drie volgordes mogelijk:
- voltooid deelwoord – modaal werkwoord – infinitief Deze volgorde is in Nederland in spreektaal het gewoonst.
- Ik geloof niet dat hij dat bedoeld kan hebben.
- modaal werkwoord – infinitief – voltooid deelwoord Deze volgorde komt vooral in (formele) schrijftaal voor.
- Ik geloof niet dat hij dat kan hebben bedoeld.
- modaal werkwoord – voltooid deelwoord – infinitief Deze volgorde is in België in spreektaal het gewoonst.
- Ik geloof niet dat hij dat kan bedoeld hebben.
Het is ook mogelijk dat er twee voltooide deelwoorden in de eindgroep zijn. Het is niet zo duidelijk wat dan de voorkeur is, maar er zijn drie mogelijkheden voor de volgorde.
- voltooid deelwoord – voltooid deelwoord – hulpwerkwoord
- Ze schreef dat ze het pakketje opgestuurd gekregen had.
- hulpwerkwoord – voltooid deelwoord – voltooid deelwoord
- Ze schreef dat ze het pakketje had opgestuurd gekregen.
- voltooid deelwoord – hulpwerkwoord – voltooid deelwoord
- Ze schreef dat ze het pakketje opgestuurd had gekregen.
Vier (of meer) werkwoorden
In een enkel geval eindigt een zin op vier – of zelfs nog meer – werkwoorden. Ook in deze gevallen is een van de werkwoorden een voltooid deelwoord; de andere zijn infinitieven. Het is het gewoonst om het voltooid deelwoord dan aan het begin of het eind van de werkwoordgroep te zetten, hoewel andere opties niet uitgesloten zijn.
- Ik denk dat het hele huis geschilderd zal moeten worden.
- Ik denk dat het hele huis zal moeten worden geschilderd.
Oefenen in de les
Zinnen met twee werkwoorden aan het eind komen cursisten al snel redelijk snel tegen; in bijzinnen is dit immers heel gewoon. Meestal kun je in eerste instantie volstaan met de uitleg dat de persoonsvorm eerst komt en de infinitief daarna. Bij zinnen in de voltooide tijd kun je eventueel direct benoemen dat de volgorde vrij is, je kunt daar ook mee wachten tot er vragen over komen.
Op hoger niveau is het goed om ook aandacht te besteden aan de volgorde van drie werkwoorden. Je kunt dan bijvoorbeeld zinnen voorleggen met verschillende volgordes en bespreken welke juist zijn. Het boek Nederlands naar perfectie heeft hier in hoofdstuk 6 wat aardige oefeningen mee.