Er in ‘Is er nog genoeg melk?’
Het woordje er is voor veel cursisten één van de lastigste woorden van het Nederlands. Je kunt het op vier verschillende manieren gebruiken: presentatief, locatief, prepositioneel en kwantitatief. Ook kunnen verschillende vormen van er gecombineerd worden.
Presentatief er komt in verschillende soorten zinnen voor, en met verschillende onderwerpen. Een uitgebreid overzicht vind je in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS).
Presentatief er komt veel voor in zinnen met een onbepaald onderwerp, dat verderop in de zin staat. Dit kan zowel een hoofd- als een bijzin zijn.
- Er loopt een man op straat.
- Vanavond is er een leuke film op tv.
- Is er nog genoeg melk?
- We gingen snel naar huis, omdat er een leuke film op televisie was.
In uitzonderlijke gevallen kan het onderwerp wél bepaald zijn. Dat is bijvoorbeeld zo als het bepaalde onderwerp vervangen kan worden door een onbepaald onderwerp met dezelfde betekenis, in opsommingen en als je een gewoonte of gebruik beschrijft met woorden als dezelfde, bekend, weer, enz.
- Er bestaat de kans dat het vanmiddag gaat regenen. (een kans kan ook)
- Er waren aanwezig: de burgemeester, de wethouders en de leden van de gemeenteraad.
- Er werden weer dezelfde argumenten aangevoerd als altijd.
In vragen die met een vraagwoord beginnen staat ook vaak er. Het eigenlijke onderwerp ontbreekt dan.
- Wat is er?
- Wat is er gebeurd?
In passieve zinnen zonder onderwerp of met een bijzin als onderwerp:
- Er werd nog lang nagepraat over het incident.
- Er is net voor je gebeld.
- Er wordt beweerd dat die buurt niet veilig is.
Plek in de zin
Presentatief er staat in mededelende zinnen op de eerste plaats van de zin, of, bij inversie, na de persoonsvorm. In vragen staat er ook na de persoonsvorm. In bijzinnen staat er direct na het voegwoord.
Als er niet op de eerste plaats van de zin staat, kan het vaak worden weggelaten. Hier zijn geen heel vaste regels voor. Er komt nooit voor in algemene mededelingen (Appels groeien aan bomen). In zinnen die beginnen met een plaatsaanduiding wordt er in schrijftaal vaak weggelaten, maar in spreektaal veel minder:
- Op de snelweg is een ongeluk gebeurd.
- Op de snelweg is er een ongeluk gebeurd.
Heel vaak is de zin zowel met als zonder er juist. De zin met er is dan vaak wat informeler, maar nog steeds prima in alle situaties te gebruiken.
In zinnen met een onbepaald onderwerp, kan ook dat onderwerp op de eerste plaats staan: Een man loopt op straat. Dat kan lang niet altijd, omdat het vaak lastig is om zo’n onbepaald element op de eerste zinsplaats te zetten.
Op zoek naar werkvormen?
In de online cursus Grammatica voor NT2-docenten staat de informatie van deze website gegroepeerd op onderwerp. Bovendien staan bij elk onderwerp een of meer werkvormen uitgelegd – vaak met concrete oefeningen die je zó kunt overnemen.