Hoe gebruik je het voorzetsel voor?
Voor is geen makkelijk woord om te leren, doordat het veel verschillende betekenissen kan hebben (de Dikke Van Dale geeft er 16!). Bovendien lijkt het in vorm (en soms in betekenis) erg op het Engelse for. Ik werk veel met mensen die het Engels als moedertaal of belangrijkste voertaal hebben, wat de verwarring alleen maar groter maakt.
Betekenissen van voor
De belangrijkste betekenissen van voor zijn:
- een locatie
- De gitaar staat voor de kast.
- vroeger dan
- Kun je dit voor je vakantie doen?
- de duur waarvoor iets geldt
- Dat is genoeg geld voor een week.
- het genoemde in aanmerking genomen
- Het is koud voor de tijd van het jaar.
Voor in plaats van om
Vrij veel moedertaalsprekers gebruiken in sommige zinnen voor in plaats van om in zinnen als Laat een bericht achter voor een afspraak te maken. Dat is geen standaardtaal, maar cursisten horen het wellicht wel. In zulke zinnen kun je bovendien in het Engels ook vaak for gebruiken, wat de kans op fouten groter maakt bij mensen die die taal spreken. Andere voorbeelden zijn:
- Dit is een app om Nederlands te leren.
- Dat is een goede plek om even uit te rusten.
- We moesten rennen om de trein te halen.
Voor bij periodes
Het gebruik van voor bij tijdsaanduidingen vinden veel cursisten ook lastig. Zoals je hierboven ziet gebruik je wél voor in de betekenis ‘vroeger dan’ en ‘de duur waarvoor iets geldt’, maar niet als je wilt zeggen hoe lang iets al duurt. Je zegt dus niet Ik woon voor vijf jaar in Nederland – ten minste: dat betekent dat je voor een periode die in totaal vijf jaar duurt in Nederland woont. Cursisten bedoelen het vaak als vertaling van I’ve lived in the Netherlands for five years.
Oefenen in de les
Die Engelse betekenissen zie en hoor ik vaak terug bij cursisten. Ze maken bijvoorbeeld zinnen als:
- Als het niet voor jou lukt om het te doen voor je vakantie […]
- Ik vind het goed om de uitnodiging te maken voor een gesprek te hebben.
- Bedankt voor dit hebben gecheckt.
- Ik woon voor vijf jaar in Nederland.
De lastigheid is dat wij hier in het Nederlands vaak heel andere constructies gebruiken. Om dit soort fouten af te leren (of te voorkomen), is het belangrijk je cursisten aan te leren om zo min mogelijk te vertalen. Dus niet in het Engels bedenken wat je wilt zeggen, en dat dan opschrijven, maar meteen in het Nederlands formuleren. Oefen bepaalde formuleringen ook regelmatig. Stel vragen als: ‘Hoe lang woon je in Nederland?’ ‘Hoe lang werk je bij bedrijf X?’ ‘Hoe lang zit je op Nederlandse les?’ Door steeds dezelfde formulering te moeten gebruiken, slijt die na verloop van tijd in.
Voor fouten die minder frequent voorkomen (zoals Bedankt voor dit hebben gecheckt) kan het helpen om de goede formulering te geven, en die te laten verwerken in een (schrijf)opdracht.