Waarom komt er een s achter het bijvoeglijk naamwoord in iets grappigs?
De s die in deze constructie achter het bijvoeglijk naamwoord komt, is een overblijfsel uit de tijd dat het Nederlands nog naamvallen had. Specifieker gaat het hier om de tweede naamval, de genitief. Nog preciezer is het een partitieve genitief. Deze drukt uit dat je te maken hebt met een deel van het geheel.
Onbepaald voornaamwoord
Deze s komt voor bij bijvoeglijke naamwoorden die volgen op een van de onbepaalde voornaamwoorden iets, niets, wat, veel, weinig, meer, minder, genoeg, voldoende, velerlei en allerlei.
- Ze vertelde me iets bijzonders.
- Er was niets leuks te doen.
- Mag ik je wat geks vragen?
- Er is genoeg moois te zien.
Als het bijvoeglijk naamwoord zelf al eindigt op een s eindigt, komt er geen extra s: Ik wil graag iets fris drinken. Je kunt hier vaak ook een omschrijving gebruiken; in plaats van iets theoretisch kun je ook zeggen iets wat theoretisch is. Zeker bij uitspraakproblemen (denk aan wat juists) ligt dat meer voor de hand.
Trappen van vergelijking
Ook na de vergrotende trap komt er een s na het bijvoeglijk naamwoord, maar bij de overtreffende trap niet. De ANS noemt bij die laatste groep als uitzondering de overtreffende trap die begint met aller-, maar combinaties als iets allergeksts lijken mij toch onwaarschijnlijk.
- Zullen we iets kleiners kopen?
- Daar zie ik wat mooiers: een roos.
Oefenen in de les
Hoewel dit onderwerp in sommige methodes al vroeg aan bod komt (in Nederlands in gang bijvoorbeeld), vind ik het echt iets voor een wat hoger niveau – op weg naar B1, zou ik zeggen. Je kunt dan bijvoorbeeld kaartjes maken met de betreffende voornaamwoorden en daarmee zinnen laten maken. Of je neemt juist bijvoeglijke naamwoorden als uitgangspunt en laat die met een van deze woorden combineren. Let daarbij dus goed op de uitspraak: zeggen de cursisten de s echt?
Het spelletje Ik zie, ik zie wat jij niet ziet leent zich ook goed voor deze constructie. In plaats van en het is gevolgd door de kleur, laat je zeggen ik zie iets …. Een variant hierop is dat één cursist aan een voorwerp denkt en de ander vragen moet stellen als Is het iets groots? Is het iets bruins? om zo te raden wat het voorwerp is. Je kunt dit eventueel voorbereiden door zelf al woorden te bedenken waarmee je dit goed kunt doen. Hou daarbij natuurlijk rekening met de woordenschat van je cursisten.