Ontkenningen: niet of geen?

ontkenningen niet of geen

Hoe gebruik je ontkenningen in het Nederlands?

In het Nederlands kun je zinnen op verschillende manieren ontkennen. De eerste ontkenning die cursisten leren, is die met niet of geen. Wanneer gebruik je welke ontkenning? En waar staat niet in de zin?

Keuze tussen niet en geen

Geen gebruik je bij zelfstandig naamwoorden zonder lidwoord of met het onbepaalde lidwoord een. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Hebben zij een auto? Nee, zij hebben geen auto.
  • Heeft hij krullen? Nee, hij heeft geen krullen.

Niet gebruik je in andere gevallen:

  • Hou jij van koffie? Nee, ik hou niet van koffie.
  • Heb je lekker geslapen? Nee, ik heb niet lekker geslapen.
  • Komt hij naar je feestje? Dat weet ik niet.
  • Komt hij naar je feestje? Nee, hij kan niet komen.

Een lastig geval is bijvoorbeeld Ik heb niet / geen voldoende geld.

Waar staat niet?

Veel lastiger is voor veel cursisten de plaatsing van niet. Het staat steeds op een andere plek in de zin. Wat zijn hier de regels voor?

In de meeste gevallen staat niet vlak voor het woord dat het ontkent, dus voor een voorzetsel, een bijwoord, bijvoeglijk naamwoord of onbepaald voornaamwoord. Kijk maar naar de volgende zinnen:

  • Zij zitten niet in de auto.
  • Doe ik het zo goed? Nee, je doet het niet goed.
  • Heb je veel gedaan op vakantie? Nee, ik heb niet veel gedaan. 

Maar als niet bij de persoonsvorm hoort, staat het zo ver mogelijk naar achteren in de zin. In zinnen met één werkwoord staat het dan als laatste woord. In zinnen met meerdere werkwoorden, of met een scheidbaar werkwoord, staat niet vóór die werkwoorden of voor het prefix.

  • Komt hij naar je feestje? Dat weet ik niet.
  • Komt hij naar je feestje? Nee, hij kan niet komen.
  • Heb jij die film al gezien? Nee, die heb ik nog niet gezien.
  • Komt zij morgen terug? Nee, zij komt morgen niet terug.

Niet in bijzinnen

In bijzinnen staat niet op dezelfde plaats als in hoofdzinnen, dus voor een voorzetselgroep, bijwoord, bijvoeglijk naamwoord of onbepaald hoofdtelwoord. 

  • Ik weet dat zij niet van koffie houdt.
  • Zij vindt dat ik het niet goed doe.
  • Mensen die niet veel geld hebben, hebben soms schulden.

Als niet bij persoonsvorm van een bijzin hoort, is het iets lastiger. Dan geldt opnieuw de regel ‘zo ver mogelijk achteraan in de zin’. In een bijzin is dat dus ook voor de persoonsvorm, omdat alle werkwoorden achteraan staan.

  • Hij heeft gezegd dat hij niet kan komen.
  • Omdat zij niet nat wilde worden, deed zij een regenjas aan.

Op zoek naar werkvormen?

In de online cursus Grammatica voor NT2-docenten staat de informatie van deze website gegroepeerd op onderwerp. Bovendien staan bij elk onderwerp een of meer werkvormen uitgelegd – vaak met concrete oefeningen die je zó kunt overnemen.

Meer taal?

De nieuwsbrief voor NT2-docenten verschijnt elke week: zo krijg je elke week een nieuwe lestip! In de maandelijkse nieuwsbrief van AV Taaltraining lees je alles over mijn andere activiteiten.

Naam(Vereist)
Welke nieuwsbrieven wil je krijgen?(Vereist)
Algemene Voorwaarden en Privacybeleid(Vereist)
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.