Soorten bijzinnen

Welke verschillende bijzinnen zijn er?

Het Nederlands kent verschillende soorten bijzinnen. De structuur ervan is steeds hetzelfde, maar de functie is anders. Ook zijn er verschillende woorden die hoofd- en bijzinnen met elkaar verbinden. Er bestaan ook beknopte bijzinnen, maar hier gaat het alleen om volledige bijzinnen.

Woordvolgorde

Kenmerkend voor alle bijzinnen is dat het onderwerp aan het begin van de bijzin staat en de werkwoorden aan het eind. Voor het middendeel van de bijzin gelden dezelfde woordvolgorderegels als voor hoofdzinnen. Het is ook in bijzinnen mogelijk dat een voorzetselbepaling ná de werkwoorden staat.

  • Ik weet niet hoe ik een goed rapport moet schrijven.
  • Toen we waren aangekomen in Parijs, gingen we eerst naar ons hotel.
  • Joost moet vroeg opstaan, omdat hij op maandag altijd naar een klant in Utrecht moet.

Onderschikkende bijzinnen

Onderschikkende bijzinnen beginnen met een (onderschikkend) voegwoord, zoals omdat, hoewel of als. Dit zijn bijwoordelijke bijzinnen bij de hoofdzin. Een onderschikkende bijzin kan zowel het eerste als het tweede deel van de zin zijn.

  • Hoewel de vergadering pas volgende week is, hebben we alle stukken nu al binnen.
  • Hij woont al in Amsterdam sinds hij vijf jaar is.

Indirecte rede

Ook bij de indirecte rede gebruik je een bijzin. Je gebruikt als verbindingswoord een van de voegwoorden dat of of of een vraagwoord. Zinnen met in de hoofdzin werkwoorden als weten, vinden of denken lijken hier sterk op, al zijn ze eigenlijk geen weergave van wat iemand gezegd heeft.

  • Ze zei dat ze dat niet wist.
  • Hij vroeg wie er allemaal zouden komen.
  • Ik vind dat we volgende keer eerder moeten vertrekken.
  • Weet jij of Marieke ook komt?

Betrekkelijke bijzinnen

Betrekkelijke bijzinnen beginnen met een betrekkelijk voornaamwoord of een betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord. Betrekkelijke bijzinnen geven altijd meer informatie over de hoofdzin of over een substantief uit de hoofdzin. Als in de bijzin een voorzetsel staat dat een vaste combinatie met een werkwoord vormt, gebruik je een betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord. Die worden overigens ook vaak gesplitst.

  • Ken jij de film waar hij het over heeft?
  • De cursus die ik volg, is erg interessant.

Oefenen in de les

De verschillende soorten bijzinnen worden in de methodes los van elkaar aangeboden, vaak in bovenstaande volgorde. Dat is natuurlijk heel logisch – een lijkt mij ook de beste manier. En nadeel daarvan is wel dat cursisten niet altijd doorhebben dat je voor de woordvolgorde steeds dezelfde regels moet toepassen. Het kan dus geen kwaad om daar steeds expliciet op te wijzen. Als je cursisten eenmaal alle vormen gehad hebben, kan het heel goed zijn om ze soms juist door elkaar te oefenen. Laat ze over één voorwerp bijvoorbeeld drie verschillende zinnen maken. Je kunt dan iets krijgen als:

  • Ik neem een paraplu mee, omdat het straks gaat regenen.
  • Ze vertelde dat ze haar paraplu meeneemt.
  • De paraplu die ik meeneem, is van mijn huisgenoot.

Je kunt ze dan ook goed laten ervaren dat je op die manier nog langere combinaties kunt maken: Ze vertelde dat ze haar paraplu meeneemt omdat het straks gaat regenen. Cursisten hebben vaak de neiging om heel korte zinnen te maken, maar op hoge niveaus wil je ze ook uitdagen om langere zinnen te maken. Werken met bijzinnen is een goede manier om dat te doen.

Meer taal?

De nieuwsbrief voor NT2-docenten verschijnt elke week: zo krijg je elke week een nieuwe lestip! In de maandelijkse nieuwsbrief van AV Taaltraining lees je alles over mijn andere activiteiten.

Naam(Vereist)
Welke nieuwsbrieven wil je krijgen?(Vereist)
Algemene Voorwaarden en Privacybeleid(Vereist)
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.