Hoe maak je de verkleinvorm?
De verkleinvorm (of: diminutief) leid je af van een zelfstandig naamwoord door een achtervoegsel aan dat zelfstandige naamwoord toe te voegen. De basisvorm van dat achtervoegsel is -je, met als vormvarianten -kje, -pje, -tje en -etje. Welke vorm je gebruikt, hangt af het einde van het zelfstandig naamwoord.
Welke vorm?
In het schema hieronder vind je een wat vereenvoudigd overzicht van de verschillende vormen en wanneer je die gebruikt. Een vollediger uitleg vind je in de ANS (Algemene Nederlandse Spraakkunst).
Vorm | Wanneer | Voorbeelden |
–kje | de laatste lettergreep is onbeklemtoond -ing en de voorlaatste lettergreep is beklemtoond | buiginkje, kettinkje, woninkje |
-pje | bij woorden die eindigen op -lm, -rm of de m met daarvoor een sjwa, lange klinker of tweeklank en bij woorden die eindigen op -um | helmpje, armpje, bezempje, kraampje, geheimpje, centrumpje |
-tje | bij woorden die eindigen op -n, -l, -r met daarvoor een lange klinker of twee klank en op -rn bij woorden die eindigen op een niet-beklemtoonde lettergreep met als laatste letter -n, -l, -r bij woorden die eindigen op een klinker of tweeklank, een sjwa of de letter w | zoontje, zaaltje, deurtje, kerntje wagentje, lepeltje, motortje drietje, koetje, baby’tje, tantetje, nieuwtje, |
-etje | na korte klinker + m, n, l, ng, r | mannetje, sterretje, ringetje |
-je | bij alle andere woorden | huisje, boekje, hoofdje |
Uitzonderingen
Er zijn wat uitzonderingen op de regels die hierboven staan. Zo hebben sommige woorden twee verkleinvormen (brug – brugje / bruggetje; weg – wegje / weggetje). Vaak is er dan wel een (sterke) voorkeur voor een van beide vormen. Ook zijn er woorden waarbij de klinker verandert. Dat gebeurt op dezelfde manier als bij het meervoud van die woorden. Enkele voorbeelden:
- blad – blaadje (mv: bladeren)
- pad – paadje (mv: paden)
- lot – lootje (mw. loten)
- schip – scheepje (mw. schepen)
Ook het woord jongetje is uitzonderlijk, omdat de slot-n van het basiswoord vervalt. Dat heeft te maken met de geschiedenis van het woord.
Spelling
De spelling van het diminutief kan soms voor problemen zorgen. Belangrijk zijn de volgende punten.
- Je gebruikt de gewone regels voor enkele en dubbele letters: mannetje, blaadje.
- Bij woorden die op een klinker eindigen, verdubbelt de klinker: fotootje, omaatje. Er komt dus geen apostrof gebruikt, zoals in het meervoud.
- Bij verkleinvormen van woorden die op een y eindigen, gebruik je wél een apostrof: baby’tje.
- Bij verkleinvormen van woorden die op -ing eindigen en -kje krijgen, vervalt de g: ketting – kettinkje
Oefenen in de les
Meestal is het niet nodig om heel uitgebreid te oefenen met de vorm van de verkleinvorm. Je kunt natuurlijk allerlei voorwerpen in de klas (of bij de cursisten thuis, bij een online les) benoemen en daar de verkleinvorm van laten maken. Wijs je cursisten erop dat ze de verkleinvorm ook kunnen opzoeken, bijvoorbeeld op woordenlijst.org. Eventueel kun je hier in de les mee oefenen. Je kunt ook in een tekst, liedje of filmpje op zoek gaan naar verkleinvormen. Wat is de gewone vorm van dat woord? Wijs je cursisten ook op het lidwoord: dat is bij verkleinwoorden altijd het, ook als de basisvorm een de-woord is.
Het kan goed zijn om stil te staan bij de spelling van de vormen, omdat die niet altijd vanzelfsprekend is. Bespreek de spellingregels en laat regelmatig verkleinwoorden opschrijven.