Wanneer gebruik je een vervangende infinitief?
In sommige zinnen is de voltooide tijd niet met een voltooid deelwoord, maar met een ‘vervangende infinitief’ of ‘dubbele infinitief. Dat kan gebeuren in zinnen met wat de ANS ‘groepsvormende werkwoorden’ noemt.
Wat is een groepsvormend werkwoord?
Groepsvormende werkwoorden zijn werkwoorden die (in de betreffende zin) hulpwerkwoord zijn. Je kunt de groepsvormende werkwoorden het makkelijkst herkennen in bijzinnen: dan staan ze altijd samen aan het eind van de bijzin. Werkwoorden die niet groepsvormend zijn, krijgen een beknopte bijzin.
- Ze vonden dat er veel harder gewerkt had moeten worden. (hebben is groepsvormend)
- Zij zegt dat ze toen pas merkte een fout gemaakt te hebben. (merkte is niet groepsvormend)
Specifieker gaat het in elk geval om de volgende werkwoorden (ik heb niet kunnen achterhalen of dit rijtje compleet is).
- De modale hulpwerkwoorden (inclusief lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen) + gaan, blijven, laten, zien, horen (die in ott geen te krijgen)
- Ik heb hem zien fietsen.
- De werkwoorden staan, liggen, zitten, lopen
- Hij heeft de hele dag zitten werken.
- De werkwoorden komen, dienen, weten, (be)horen, hoeven, durven (met te voor volgende infinitief; in de betekenis ‘arriveren’ is komen zonder te)
- De training is komen te vervallen.
- Hij heeft het weten te vinden.
In (informele) spreektaal gebruiken veel Nederlanders ook bij zijn een vervangende infinitief: Wij zijn wezen winkelen.
Vervangende infinitief
In de tegenwoordige tijd zijn deze groepsvormende werkwoorden het hulpwerkwoord in de zin:
- Hij hoorde zijn moeder zingen.
- Wij blijven de hele dagen werken.
In de voltooide tijd komt hier dus geen voltooid deelwoord, maar een infinitief, die dan ‘vervangende infinitief’ heet. Hij vervangt namelijk het voltooid deelwoord. Let erop dat het groepsvormende werkwoord bepaalt of je hebben of zijn als hulpwerkwoord van de voltooide tijd gebruikt. De zin kan ook in de voltooid verleden tijd staan.
- Hij heeft zijn moeder horen zingen.
- Wij zijn de hele dag blijven werken.
- Hij had zijn moeder horen zingen.
- Wij waren de hele dag blijven werken.
Bij werkwoorden als proberen, beginnen, helpen en leren heb je twee mogelijkheden in de voltooide tijd.
- Zij heeft het examen proberen te maken.
- Zij heeft geprobeerd het examen te maken.
- Hij is als kind al viool beginnen te spelen.
- Hij is als kind al begonnen viool te spelen.
Tóch een voltooid deelwoord
Helaas zijn er ook echte uitzonderingen op deze regels. Sommige werkwoorden zijn weliswaar groepsvormend, maar krijgen toch een voltooid deelwoord in de voltooide tijd. Volgens de ANS gaat het om de volgende werkwoorden: achten, geven, hangen (met lijdend voorwerp), hebben, krijgen, leggen, staan, vinden, zetten, zijn.
- Heb jij de was al te drogen gehangen?
- Zij hebben de taal moeilijk te leren gevonden.
- We hebben de kinderen iets te drinken gegeven.
- Hebt u daar weleens mee te maken gehad?
Oefenen in de les
De vervangende infinitief komt op zijn vroegst op B2 aan de orde. Ik zou de hele uitleg over groepsvormende werkwoorden vermijden, en aangeven om welke werkwoorden het gaat. Ga ook in op de keuze tussen hebben en zijn. Ter introductie kun je enkele zinnen (liefst in een dialoog of tekstje) geven en bespreken wat de betekenis ervan is: is het al gebeurd, gebeurt het nu of moet het nog gebeuren? Vervolgens leg je de regels uit en laat er dan mee oefenen. Om met de constructie te oefenen kun je zinnen omzetten van het presens naar het perfectum. Je kunt daarvoor bijvoorbeeld in duo’s laten werken. Maak daarvoor werkbladen met een A- en een B-versie, met elk 5 opgaven en de antwoorden van de opgaven van de ander. Cursist A zegt dan een zin en B controleert of de zin goed is. Je kunt ook met Wheeldecide of Pickerwheel een rad maken met de betreffende werkwoorden erin en dan direct zinnen met een vervangende infinitief laten maken.