Waarom staan voorzetselbepalingen vaak aan het eind van de zin?
Voorzetselbepalingen kunnen op drie plekken in de zin staan: aan het begin, in het midden en aan het eind – vaak zelfs ná de werkwoordgroep. Dat laatste lijkt vreemd, omdat er meestal niets na dat tweede werkwoord kan komen. In welke gevallen kan het dan toch? En wanneer juist niet?
Positie van de voorzetselbepaling
Zoals gezegd, zijn er in het algemeen drie opties voor het plaatsen van een voorzetselbepaling: begin, midden of eind.
- In Amsterdam kun je vrijwel overal Engels spreken.
- Je kunt in Amsterdam vrijwel overal Engels spreken.
- Je kunt vrijwel overal Engels spreken in Amsterdam.
Met de plaatsing van zo’n voorzetselbepaling kun je aangeven wat je belangrijker of minder belangrijk vindt in een zin. In spreektaal combineer je dat nog met de intonatie – belangrijke informatie geef je meer nadruk.
Voorzetselbepaling aan het eind van de zin
Voor NT2-cursisten is het vaak vreemd om te zien dat voorzetselbepalingen ook ná een tweede werkwoord kunnen staan. Ze leren over het algemeen immers dat het tweede werkwoord altijd aan het eind van de zin staat. Er zijn verschillende redenen om een voorzetselbepaling toch ná dat werkwoord te zetten.
- Wat op de laatste zinsplaats staat, heeft veel informatieve waarde. Het zinsaccent ligt dan ook op dit zinsdeel.
- Ik heb een ontwerp gemaakt voor een nieuwe website.
- Wat op de laatste zinsplaats staat, kan ook juist weinig informatieve waarde hebben. Dat is vaak het geval bij tijds- en plaatsbepalingen.
- We kunnen ook vliegen naar Londen. (het zinsaccent ligt op vliegen)
- Door de voorzetselbepaling achteraan in de zin te zetten, wordt de afstand tussen de persoonsvorm en andere werkwoorden kleiner. Dat kan de zin soms duidelijker maken, zeker in langere zinnen.
- Ik heb tien jaar geleden met veel geluk een betaalbare woning gekocht in een grote gemeente in de Randstad.
Niet aan het eind
Er zijn ook voorzetselbepalingen die juist níét aan het eind van de zin kunnen staan. Het gaat dan om uitdrukkingen of noodzakelijke plaatsbepalingen bij zijn.
- Benthe is nog nooit buiten Europa geweest. (buiten Europa kan niet na geweest staan)
- Zij heeft al haar geld over de balk gegooid. (over de balk kan niet na gegooid staan)
Oefenen in de les
Mijn advies om zeker tot niveau A2 zinnen aan te bieden waarin er géén voorzetselbepaling na het tweede werkwoord staat. Dat zorgt – zeker bij zwakkere cursisten – vaak voor veel onduidelijkheid. Op weg naar B1 of daarna zullen cursisten zelf ook vaker zulke zinnen tegenkomen en krijg je er wellicht vragen over. Je kunt dan uitleggen dat dit inderdaad vaak gebeurt. Als je oefent met dergelijke zinnen, is het vaak ook belangrijk om aandacht te besteden aan het zinsaccent; voor een deel hangen deze aspecten immers samen. Je kunt cursisten bijvoorbeeld in een tekst laten zoeken naar dergelijke constructies, of ze er bij een filmpje of dialoog naar laten luisteren. Daarna kun je ook zelf zinnen laten maken waarin de voorzetselbepaling aan het eind staat. Zeker in het begin is het goed als jij daarbij aangeeft welke volgorde gebruikelijker is. Je taalgevoel als moedertaalspreker zal je daarbij een heel eind op weg helpen.