Vraagwoorden

Hoe gebruik je de vraagwoorden?

Vragen maken met vraagwoorden lijkt vrij eenvoudig, maar er zijn toch een paar lastigheden. Zo begrijpen cursisten niet altijd goed waarom je niet zegt Wat denk je aan? maar Waar denk je aan? En ook een vraag als In welk jaar ben je geboren? kan voor verwarring zorgen. De uitleg is dat er verschillende soorten vraagwoorden zijn, die verschillende eigenschappen hebben. Je kunt vragen maken met vragende voornaamwoorden, vragende bijwoorden en vragende voornaamwoordelijke bijwoorden.

Vragende voornaamwoorden

De vragende voornaamwoorden zijn wie, wat, welk(e) en wat voor (een). Wie en wat gebruik je altijd zelfstandig. Welk(e) en wat voor (een) komen zowel zelfstandig als niet-zelfstandig voor.

Wie

Met wie vraag je naar de identiteit van een of meerdere personen. De persoonsvorm is meestal in het enkelvoud, maar als je zeker weet dat het om meerdere personen gaat, kun je ook een meervoudige persoonsvorm gebruiken. Met een naamwoordelijk gezegde en een meervoudig onderwerp is het meervoud zelfs verplicht (vergelijk de constructie Dat zijn slimme meisjes).

  • Wie heeft die film geregisseerd?
  • Wie komen er vanavond allemaal?
  • Wie komt er vanavond?
  • Wie zijn die mensen?
  • Weet jij wie die mensen zijn?

Wat

Wat gebruik je om te vragen naar niet-personen. Een meervoudige persoonsvorm is bij wat ongebruikelijk, behalve ook weer bij een naamwoordelijk gezegde. Je kunt wat ook wel gebruiken in de betekenis ‘waarom’ of ‘hoeveel’.

  • Wat zullen we gaan doen?
  • Wat kost een vliegticket naar New York?
  • Wat zijn de eigenschappen van een vloeistof?
  • Hij vraagt zich af wat een vliegticket naar New York kost.

Welk(e)

Welk(e) kan zowel zelfstandig als niet-zelfstandig voorkomen. Voor enkelvoudige het-woorden gebruik je welk in andere gevallen welke. Bij zelfstandig gebruik, moet uit de context al duidelijk zijn waar je naar verwijst.

  • Welke pen is van jou?
  • Welk boek lees je?
  • Welke muziek vind jij het mooist?
  • Ik heb hier twee jurken. Welke vind jij het mooist?
  • Ik wil weten welke pen van jou is.

Als je vraagt naar iets wat onderdeel is van een constructie met een voorzetsel, dan komt dat voorzetsel voor welk(e). Bij de zin Ik ben geboren in 1977 hoort dus de vraag In welk jaar ben je geboren?

Wat voor (een)

Het gebruik van wat voor (een) lijkt redelijk op dat van welk(e). Vaak zijn het synoniemen. Het gebruik van een in deze constructie hangt af van het gebruikte zelfstandig naamwoord. Wat voor is altijd mogelijk. Bij een enkelvoudig zelfstandig naamwoord kan je ook wat voor een gebruiken, behalve bij stofnamen en abstracte begrippen. Na wat voor kan ook iemand, iets of een zelfstandig bijvoeglijk naamwoord op s komen.

  • Wat voor (een) muziek vind jij het mooist?
  • Wat voor hout is dat?
  • Wat voor boeken lees jij graag?
  • Wat voor leuks zullen we doen?

Bij zelfstandig gebruik is alleen wat voor een juist als je naar een enkelvoudig woord verwijst.

  • We hebben veel verschillende boeken. Wat voor lees jij graag?
  • Hier heb je een appel. Wat is het er voor een?

Vragende bijwoorden

Vragende bijwoorden zijn bijvoorbeeld waar, wanneer, hoe, waarheen. Als je hoe gebruikt in de betekenis ‘in welke mate’ combineer je het met een bijvoeglijk naamwoord.

  • Hoe ben je hier gekomen?
  • Hoe laat is het?
  • Kunt u me zeggen wanneer de trein naar Zutphen vertrekt?

Vragende voornaamwoordelijke bijwoorden

Voornaamwoordelijke bijwoorden zijn combinaties van er, hier, daar en waar en een voorzetsel. Combinaties met waar kun je betrekkelijk of vragend gebruiken. In veel zinnen kun je het voornaamwoordelijk bijwoord splitsen. Waarom ook een voornaamwoordelijk bijwoord, ook al is het eigenlijk niet (meer) een combinatie

  • Waaraan denk je?
  • Waar denk je aan?
  • Waarover hebben jullie gesproken?
  • Waar hebben jullie over gesproken?
  • Waarom ga je niet mee?

Oefenen in de les

De vragende voornaamwoorden en bijwoorden komen voor het grootste deel al vroeg aan bod; je wilt je cursisten immers al snel leren vragen te begrijpen en maken. Bij welk(e) introduceer je eerst het niet-zelfstandige gebruik en pas later het zelfstandige. Wat voor (een) komt meestal nog weer later. Voor de combinatie met voorzetsels kun je de samenhang tussen vraag en antwoord laten zien.

De vragende voornaamwoordelijke bijwoorden komen pas veel later. Het kan helpen om cursisten te wijzen op de overeenkomst met het betrekkelijke gebruik van deze woorden, als je dat al behandeld hebt. Om ermee te oefenen kun je enkele combinaties van werkwoorden en voorzetsels geven en daar vragen mee laten stellen. Je kunt dit bijvoorbeeld ook doen door kaartjes te laten trekken met de combinaties erop of met een keuzewiel in Wheeldecide of Pickerwheel.

Meer taal?

De nieuwsbrief voor NT2-docenten verschijnt elke week: zo krijg je elke week een nieuwe lestip! In de maandelijkse nieuwsbrief van AV Taaltraining lees je alles over mijn andere activiteiten.

Naam(Vereist)
Welke nieuwsbrieven wil je krijgen?(Vereist)
Algemene Voorwaarden en Privacybeleid(Vereist)
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.