Ik vind pizza ook lekker / lekker ook
Ook is een bijwoord, en zo gedraagt het zich ook. Bijwoorden kunnen op verschillende plekken in de zin staan, afhankelijk van het soort zin of het deel van de zin waar ze bij horen. Het gaat hier vooral om ook, maar andere bijwoorden gedragen zich dus vrijwel hetzelfde.
Als ook over het werkwoord of de hele zin gaat, staat het zo ver mogelijk aan het eind van de zin. Dus: op de laatste plaats, of voor het tweede werkwoord.
- Ik ken jouw buren ook.
- Gisteren heeft het ook geregend.
- Morgen kunnen we ook komen.
- Peter vraagt of jullie ook komen.
Als ook hoort bij een woordgroep die met een voorzetsel begint, een bijvoeglijk naamwoord, of een niet-specifiek zelfstandig naamwoord staat het daarvoor.
- Simon gaat ook op de fiets naar school.
- Ik vind pizza ook lekker.
- Sara vertelt dat ze ook een nieuwe laptop wil.
In een negatieve zin komt ook normaal gesproken vóór niet.
- Sara tennist ook niet.
- Morgen kunnen we ook niet komen.
- Ik vind pizza ook niet lekker.
In sommige zinnen kan niet voor ook staan, maar de betekenis is dan wel anders. Je ontkent dan het woord ook. Ook krijgt dan meestal ook meer nadruk in de uitspraak.
- We kunnen niet ook morgen komen.
- Ik heb al koffie. Ik wil niet ook thee.
Op zoek naar werkvormen?
In de online cursus Grammatica voor NT2-docenten staat de informatie van deze website gegroepeerd op onderwerp. Bovendien staan bij elk onderwerp een of meer werkvormen uitgelegd – vaak met concrete oefeningen die je zó kunt overnemen.