Wanneer gebruik je op bij tijdsaanduidingen?
Het gebruik van voorzetsels is vaak lastig te leren. Je moet als NT2-leerder in veel gevallen per constructie onthouden of en zo ja welk voorzetsel je gebruikt. Neem de combinatie van op en een tijdsaanduiding: wanneer gebruik je dat wel, en wanneer niet?
Betekenisverschil
Vergelijk de volgende zinnen eens met elkaar:
- We hebben ’s maandags les.
- We hebben op maandag les.
- We hebben maandag les.
Hebben die precies dezelfde betekenis? Nee. Zin 1 kan alleen maar betekenen dat de les elke maandag is. Bij zin 2 is dat ook de meest voor de hand liggende betekenis (volgens mijn taalgevoel althans), maar die kan ook betekenen dat er alleen deze maandag een les is. Bij zin 3 is die laatste de meest voor de hand liggende betekenis (hoewel je die ook kunt interpreteren als ‘elke maandag’).
Er zijn ook zinnen waarin de combinatie met op alleen maar een specifieke dag kan verwijzen. Dat blijkt dan uit de context.
- Volgende week ga ik op maandag naar de bioscoop en op woensdag naar yoga.
Geen voorkeur
Vaak is het betekenisverschil klein, en is er geen duidelijke voorkeur.
- (Op) zaterdag ben ik vrij.
- We hebben (op) vrijdag met vrienden afgesproken.
Oefenen in de les
Ik zou hier alleen aandacht aan besteden als er vragen over komen van cursisten, want vaak maakt het dus helemaal niet zo veel uit of je op wel of niet gebruikt. Dat kun je cursisten dus ook vertellen als er vragen over komen. Zeker beginners kun je beter leren dat ze voor het benoemen dat iets elke week gebeurt, beter ’s maandags (e.d.) kunnen gebruiken.