Wat zijn wederkerende werkwoorden?
Wederkerende werkwoorden (ook wel reflexieve werkwoorden genoemd) zijn werkwoorden die in de zin gecombineerd worden met een wederkerend voornaamwoord (of reflexief pronomen). Dat wederkerend voornaamwoord verwijst naar een persoon die eerder in de context genoemd is – het antecedent. Dat kan het onderwerp van de zin zijn, maar ook een ander woord.
De vormen
De wederkerende voornaamwoorden hebben verschillende vormen. Een belangrijk onderscheid is dat tussen de ‘neutrale’ vormen en de zelf-vormen.
Neutrale vorm | Zelf-vorm | |
ik | me / mij | mezelf / mijzelf |
je | je | jezelf |
u | u / zich | uzelf / zichzelf |
hij / zij | zich | zichzelf |
wij | ons | onszelf |
jullie | je | jezelf |
zij | zich | zichzelf |
In spreektaal gebruiken Nederlanders ook wel vormen als m’n eigen. Dat is in informeel taalgebruik prima, maar het is niet passend voor formeler taalgebruik of schrijftaal. Ook kom je de vormen hemzelf en haarzelf tegen; dat zijn verlengde persoonlijke voornaamwoorden, en dus geen wederkerende voornaamwoorden.
Verplicht of niet-verplicht
De wederkerende werkwoorden kun je in twee groepen indelen: verplicht wederkerende en toevallig wederkerende. Een werkwoord als wassen kan wederkerend zijn, maar dat hoeft niet:
- Tayo wast zijn gezicht.
- Tayo wast zich.
- Tayo wast haar. (in Standaardnederlands kan haar alleen iemand anders zijn dan Tayo)
Bij toevallig wederkerende voornaamwoorden is het wederkerend voornaamwoord het lijdend voorwerp van de zin.
Daarnaast zijn er werkwoorden die verplicht wederkerend zijn, zoals zich bemoeien, zich gedragen, zich inbeelden, zich misdragen, zich schamen, zich vergissen en zich verslikken. In de ANS staat een vrijwel volledig overzicht. Bij verplichte wederkerende werkwoorden verwijzen het onderwerp en het wederkerend voornaamwoord altijd naar dezelfde persoon. Het wederkerend voornaamwoord is dan onderdeel van het werkwoordelijk gezegde van de zin.
- Karim vergist zich in de datum.
- Sara bemoeit zich altijd met zaken die haar niets aangaan.
- Heb je je verslikt?
Oefenen in de les
Hoewel wederkerende werkwoorden in veel talen voorkomen, zijn ze toch vaak lastig voor cursisten. Elke taal heeft namelijk zo zijn eigen keuzes gemaakt in welke werkwoorden wederkerend zijn en welke niet. Cursisten zullen dit dus – voor de verplicht wederkerende werkwoorden – apart moeten onthouden.
In de uitleg is het vaak het makkelijkst om te beginnen met een werkwoord als wassen. Je kunt vrij makkelijk uitleggen dat je zowel iemand anders als jezelf kunt wassen. Daarmee kun je dan het principe en de wederkerende voornaamwoorden introduceren. Vervolgens is het handig om eerst frequente wederkerende werkwoorden aan te bieden als zich herinneren, zich voelen, zich vergissen. Omdat dit echt moet inslijpen, is herhaling belangrijk. Je kunt een reeks zinnetjes maken die je cursisten steeds moeten herhalen – eventueel met aanpassing van het onderwerp van de zin.
Ook het NT2-Taalspel kan gebruikt worden, al zitten daar maar weinig wederkerende werkwoorden in – maar je kunt natuurlijk altijd eigen kaartjes maken. Als je van digitale hulpmiddelen houdt, kun je ook Wheeldecide inzetten.
Overzicht
In het e-boek 20 handige lijstjes vind je een overzicht (en dus nog 19 andere handige lijstjes!) Je kunt het via de knop hieronder kopen. Als je een workshop bij me volgt, krijg je het e-boek gratis bij het online lesmateriaal.