Wanneer moet je te voor een infinitief zetten?
Als in een zin twee werkwoorden staan, dan is het ene een verbogen vorm. Het andere werkwoord is een voltooid deelwoord of infinitief. Voor die infinitief staat vaak het voorzetsel te. Op DutchGrammar.com vind je een hele lijst met werkwoorden die altijd te krijgen. In deze lestip lees je meer over het gebruik van om in dergelijke zinnen.
Met te
In de volgende constructies gebruik je te + infinitief:
- Als je meer informatie geeft over een adjectief.
- Hij vindt het leuk om te koken.
- Het is voor veel mensen moeilijk om een taal te leren.
- Als je aangeeft dat iets langer duurt (een duratief).
- Aicha zit te computeren.
- Youssef loopt te zingen.
- Als je een beknopte bijzin gebruikt in plaats van een dat-zin.
- Wij hopen volgend jaar naar Amerika te gaan.
- Hij beweert uit Groningen te komen.
- Als je een doel benoemt (gecombineerd met om).
- Zullen we afspreken om naar de film te gaan?
- Ik ga vroeg naar bed om goed uit te rusten.
- In constructies met door, zonder, na, voor, in plaats van
- Mick liep de straat op zonder uit te kijken.
- Na jaren samengewoond te hebben, zijn Rob en Wouter eindelijk getrouwd.
Zonder te
Er zijn ook werkwoorden die juist geen te krijgen. Dat zijn de modale werkwoorden (willen, zullen, mogen, kunnen, moeten) en de werkwoorden blijven, gaan, laten, voelen.
- Aimée en Lucy willen een wereldreis maken.
- Kan je me even helpen?
- Hij laat ons de boel opruimen.
Soms met en soms zonder te
Er zijn ook werkwoorden die soms met en soms zonder te gebruikt worden. Vaak heeft het werkwoord dan verschillende betekenissen, maar dat hoeft niet. Het gaat bijvoorbeeld om de werkwoorden horen, zien, komen, zijn, vinden.
- De yogales van vrijdag komt te vervallen. (komen betekent ‘het gaat gebeuren’)
- Zij komen volgende week bij ons eten. (komen betekent ‘arriveren’)
- Sara helpt Jasper opruimen.
- Sara helpt Jasper de kamer op te ruimen.
Op zoek naar werkvormen?
In de online cursus Grammatica voor NT2-docenten staat de informatie van deze website gegroepeerd op onderwerp. Bovendien staan bij elk onderwerp een of meer werkvormen uitgelegd – vaak met concrete oefeningen die je zó kunt overnemen.