Het Nederlands kent drie lidwoorden: de, het en een. Voor NT2-cursisten zijn lidwoorden vaak lastig, omdat er weinig systeem zit in het gebruik ervan. Bovendien kennen niet alle talen lidwoorden – veel Oost-Europese talen bijvoorbeeld niet. Dat maakt het extra lastig om ze te leren. In deze lestip bespreek ik enkele kenmerken van lidwoorden. Ook vind je verwijzingen naar andere tips over specifieke problemen. De internationale term voor lidwoord is artikel.
Bepaald en onbepaald
Een belangrijk onderscheid dat je bij de lidwoorden kunt maken is dat tussen enerzijds de bepaalde lidwoorden de en het en anderzijds het onbepaalde lidwoord een. Het verschil is vooral dat de en het verwijzen naar een bekend zelfstandig naamwoord. Dat kan bekend zijn uit de context, maar ook uit je kennis van de wereld. Zo is het raar om in een leslokaal te zeggen: Kijk naar een bord. Binnen de context van dat lokaal is duidelijk dat je met het bord het school- of whiteboard bedoelt dat aan de muur hangt. Net zo zal je niet snel aan iemand vragen Wil je het glas water? als je diegene iets te drinken aanbiedt. Je hebt glas water nog niet genoemd, en moet dat dus eerst introduceren. De keuze tussen een bepaald en een onbepaald lidwoord kan ook samenhangen met het verschil tussen categoriale en generieke zelfstandige naamwoorden. Er zijn ook zinnen waarin je helemaal geen lidwoord gebruikt.
De of het?
Nog moeilijker is voor de meeste cursisten de keuze tussen de en het. Ook heel vergevorderde cursisten kunnen hier nog onzeker over zijn. Lastig is ook dat er weinig regels te geven zijn. Je kunt je cursisten wel wat houvast geven. Zo zijn er meer de-woorden dan het-woorden. En woorden uit de volgende categorieën zijn meestal de-woorden:
- woorden die mensen aanduiden
- woorden die dieren aanduiden
- namen van bloemen, bomen en vruchten
- namen van jaargetijden
- namen van cijfers, getallen, klanken, letters en muzieknoten
- namen van muziekinstrumenten
Onder de het-woorden vind je in elk geval alle verkleinvormen en daarnaast:
- namen van windrichtingen
- namen van metalen
- namen van talen
- namen van sporten en spelen
- namen van landen en steden
Ook zijn er woorden die (soms met betekenisverschil) zowel de als het kunnen krijgen.
Op zoek naar werkvormen?
In de online cursus Grammatica voor NT2-docenten staat de informatie van deze website gegroepeerd op onderwerp. Bovendien staan bij elk onderwerp een of meer werkvormen uitgelegd – vaak met concrete oefeningen die je zó kunt overnemen.