Wat voor soort woorden zijn ja, au en verdorie?
Woorden als ja, au en verdorie zijn tussenwerpsels; een bijzondere woordsoort. Ze zijn eigenlijk geen deel van de zin, maar hebben wel veel invloed op de betekenis of gevoelswaarde ervan. Vergelijk bijvoorbeeld:
- Dat kunnen we wel doen.
- Dat kunnen we wel doen, toch?
De tweede zin is veel minder zeker dan de eerste, door dat toch.
Tussenwerpsels veranderen niet van vorm, maar kunnen wel goed verdubbelen: jaja, tjonge jonge, nou nou. Er zijn vrij veel tussenwerpsels; in de ANS staat een mooi overzicht.
Betekenis van tussenwerpsels
Naar betekenis kun je de tussenwerpsels in drie groepen verdelen. Eén groep tussenwerpsels bootst geluiden na, van mensen, dieren of dingen. Denk aan woorden als uhm, hatsjie, miauw, kukeleku, tring, hopla. Een tweede groep, expressieve tussenwerpsels, drukt een bepaalde emotie uit, maar heeft niet direct een communicatieve functie. Het gaat dan om woorden als au, hoera, ach, hèhè. Dat ze geen communicatieve functie hebben, blijkt ook uit het feit dat je heel goed au kunt roepen als je alleen in een ruimte bent. Ook veel krachttermen vallen hieronder. Tot slot zijn er communicatieve tussenwerpsels. Die kunnen een mededeling (foei, tja, oké), vraag (niet?, toch?), bevel (sst, hola, stop), aanmoediging (kom op) of aansporing (toe nou) aanduiden, of gebruikt worden in vaste formules (welkom, tot ziens, gefeliciteerd, proost, bravo).
Plek in de zin
Tussenwerpsels kunnen zelfstandig gebruikt worden, maar komen ook veel voor in combinatie met een andere zin. Ze maken geen deel uit van die zin (en zijn er dus geen zinsdeel in). Veel tussenwerpsels staan voor de zin. Je schrijft ze dan met een hoofdletter en scheidt ze met een komma van de rest van de zin.
- Nee, dat vind ik niet.
- Sorry, ik kon je niet goed verstaan.
- Nou, we konden dus mooi helemaal opnieuw beginnen!
In het midden van de zin kunnen vooral vloeken staan, maar er zijn ook wel andere mogelijkheden.
- Ik werd wakker van het kukeleku van de haan van de buren.
- Vorig jaar hebben we verdomme hetzelfde probleem gehad.
Aan het eind van de zin staan vaak tussenwerpsels als toch, hoor, niet, hè, joh. In geschreven taal, staat er een komma voor.
Oefenen in de les
Omdat het om zo’n diverse groep woorden gaat, is er natuurlijk niet één oefening die je hiermee kunt doen. Het kan bijvoorbeeld leuk zijn om eens te inventariseren hoe je in het Nederlands (en in andere talen) verschillende geluiden nabootst en opschrijft. Maar ook bij veel van de andere woorden kun je leuke oefeningen bedenken. Geef een rijtje woorden en laat zien hoe je die gebruikt. Laat de cursisten vervolgens zelf zinnen maken of gesprekjes voeren waarin ze deze tussenwerpsels gebruiken. Je hoeft daarmee wat mij betreft niet te wachten tot ze een heel hoog niveau hebben; juist het goed gebruiken van dit soort kleine woorden, laat hen al snel natuurlijker klinken. Een lesje over vloeken valt bij sommige groepen ook heel goed (maar niet bij iedereen, dus check dat wellicht van tevoren even).