Wanneer gebruik je de zelf-vormen van het wederkerend voornaamwoord?
De wederkerende voornaamwoorden hebben twee varianten: de neutrale vorm en de zelf-vorm. Als moedertaalspreker voel je meestal goed aan welke vorm juist (of het beste) is, maar de regels zijn niet zo makkelijk te verwoorden.
Neutrale vorm
Bij verplicht wederkerende voornaamwoorden gebruik je bijna altijd de neutrale vormen.
- Hij kan zich niets van het voorval herinneren.
- De supporters hebben zich erg misdragen.
Uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld tot zichzelf komen, op zichzelf wonen en buiten zichzelf zijn / raken. Ook als zichzelf het naamwoordelijk deel van het gezegde is, gebruik je altijd zichzelf.
Bij toevallig wederkerende werkwoorden kun je ook de neutrale vormen gebruiken, maar alleen als ze onbeklemtoond zijn. Ook na een voorzetsel kun je de neutrale vorm gebruiken, maar alleen als het voorzetsel een locatie aanwijst en het voornaamwoord onbeklemtoond is.
- Vermaak je je een beetje?
- Peter heeft zich op het feestje uitstekend geamuseerd.
- Kom maar naast me zitten.
Zelf-vormen
De zelf-vormen komen zoals gezegd vrijwel niet voor bij verplicht wederkerende werkwoorden. Bij toevallig wederkerende werkwoorden komen ze wel veel voor. Bij frequente werkwoorden (zoals wassen, scheren, aankleden, bezeren, verwonden, verschaffen en inschenken) kun je de zelf-vorm alleen gebruiken als het voornaamwoord beklemtoond is.
- Hij schonk alleen zichzélf een drankje in.
- De kleuter had zichzélf gewassen – en daarbij voor een flink waterballet gezorgd.
Bij minder frequente werkwoorden is een sterke voorkeur voor de zelf-vormen, net als na andere voorzetsels dan de hierboven genoemde.
- Het apparaat schakelt zichzelf automatisch uit.
- Vorige week had ik mezelf per ongeluk buiten gesloten.
- We zijn vaak strenger voor onszelf dan voor anderen.
- Een beter milieu begint bij jezelf.
Oefenen in de les
Om deze regels te leren, is het handig als cursisten het verschil begrijpen tussen verplicht en toevallig wederkerende werkwoorden. Besteed daar dus even aandacht aan. Als je het onderwerp wilt versimpelen, kun je beginnen met zeggen dat bij verplicht wederkerende werkwoorden altijd de neutrale vormen worden gebruikt, en bij de toevallig wederkerende vaak ook de zelf-vormen. Deze vormen geven meer nadruk aan het wederkerend voornaamwoord; dat hoor je ook in de intonatie van de zin. Je kunt dit eventueel wat overdreven laten horen.
Verzamel zelf wat voorbeelden van zinnen met de zelf-vormen en laat die aan je cursisten zien. Vervolgens kun je hen – met dezelfde of vergelijkbare – werkwoorden zelf zinnen laten maken. Je kunt daarbij bijvoorbeeld voor een ander onderwerp van de zin kiezen om te zin te veranderen. Je zou ook een tekst kunnen opzoeken waarin een aantal zelf-vormen voorkomen, en die met je groep bespreken.