Hoe gebruik je het werkwoord laten?
Het werkwoord laten kan op veel verschillende manieren gebruikt worden. Het gaat hier om zinnen waarin je het combineert met een ander werkwoord, zoals in Zij liet de bloempot vallen. Maar wat betekent dat laten dan precies, en hoe kun je het gebruiken?
Met infinitief
Als je laten combineert met een ander werkwoord, dan is dat altijd een infinitief, zonder te. Het woord heeft verschillende betekenissen. Ten eerste kan het een oorzakelijke betekenis hebben, iets als ‘maken tot’, ‘veroorzaken’. Een tweede betekenis van laten is ‘toelaten dat’, ‘toestaan dat’ of ‘niet verhinderen dat’. Het verschil tussen die betekenissen is niet altijd duidelijk. Enkele voorbeelden:
- Zij liet de bloempot vallen.
- Mijn moeder laat een bos bloemen bezorgen.
- U kunt grofvuil door de gemeente laten ophalen.
- Camilla liet ons haar nieuwe auto zien.
Geïmpliceerd onderwerp
Vaak is het lijdend voorwerp van de zin het geïmpliceerde onderwerp van de infinitief. In de eerste twee zinnen is de vaas het lijdend voorwerp van de hele zin en het geïmpliceerde onderwerp van het werkwoord vallen. De andere zinnen laten zien dat dat niet altijd het geval is. Daar is eerder een passief verband tussen het lijdend voorwerp en de infinitief: de bloemen worden bezorgd, het grofvuil wordt opgehaald en de auto wordt vertoond.
Perfectum
Bijzonder van deze constructie is dat in het perfectum geen voltooid deelwoord staat, maar twee infinitieven:
- Zij heeft de bloempot laten vallen.
- Mijn moeder heeft een bos bloemen laten bezorgen.
- Camilla heeft ons haar nieuwe auto laten zien.
Andere constructies
Laten komt ook nog in andere constructies voor. Het staat dan vooraan in de zin, gevolgd door het geïmpliceerde onderwerp van de infinitief. Je gebruikt het enkelvoud laat als het onderwerp enkelvoud is of een voornaamwoord in de voorwerpsvorm. Je gebruikt het meervoud laten als het onderwerp een voornaamwoord in het meervoud is. Als het onderwerp geen voornaamwoord is én meervoud, kun je zowel laat als laten gebruiken.
Vaak druk je hiermee een aansporing, wens of waarschuwing uit.
- Laat je inspireren!
- Laat uw afval gratis ophalen.
- Laten we naar binnen gaan.
- Laat / Laten die mensen toch weggaan!
- Laat hen dat maar niet zien.
Minder gebruikelijk zijn zinnen waarin je een verrassing (vaak in combinatie met nou (toch) of toegeving (met dan in de toegevende zin) uitdrukt.
- Laat dat nou nét de laatste zijn!
- Laat hij nou toch zijn portemonnee bij zich hebben.
- Goed, laten we dat tientje niet meegerekend hebben, dan komen we nog dertig euro te kort.
Oefenen in de les
Als beginnende cursisten het woord laten tegenkomen en ernaar vragen, zou ik er niet al te diep op ingaan. Het is echt een onderwerp voor meer gevorderde cursisten. Je kunt dit oefenen met een aantal bekende werkwoorden, die je bijvoorbeeld op kaartjes of in Wheeldecide zet. Daar moeten de cursisten zinnen mee maken. Bespreek ook goed de betekenis van de zinnen.
Zinnen van het type Laten we naar binnen gaan kun je natuurlijk oefenen door cursisten zo’n aansporing of wens tegen elkaar te laten uitspreken.