Wanneer gebruik je een apostrof?
De belangrijkste functie van de apostrof (ook wel ‘hoge komma’ genoemd, maar dat is niet de officiële term), is de juiste uitspraak van een woord waarborgen. Dat speelt bijvoorbeeld bij meervouden en verkleinvormen. Maar in andere gevallen is het gebruik van de apostrof eerder een kwestie van gewoonte. Hieronder volgt een korte toelichting op de verschillende soorten woorden waarbij we een apostrof gebruiken.
Meervouden en bezitsvormen
Het meervoud of de bezitsvorm van een woord dat in het enkelvoud eindigt op een a, i, o, u of y krijgt een apostrof: foto’s, camera’s, baby’s, Anna’s fiets, Romeo’s serenade. Als het woord eindigt op een toonloze e of een é komt er geen apostrof: horloges, Benthes laptop, cafés, Renés beslissing.
Bij namen die op een s of andere sisklank eindigen, komt er alleen een apostrof, en niet ook nog een s: Iris’ trui, Lorence’ inzet, Mulisch’ boek. In de praktijk schrijven trouwens ook veel mensen een apostrof bij bezitsvormen waar dat eigenlijk niet nodig is: Peter’s bloemenwinkel. Daar is niet zo heel veel bezwaar tegen.
Verkleinvormen
Ook in sommige verkleinwoorden gebruiken we de apostrof. Dat is het geval bij woorden die eindigen op een y (behalve als er een andere klinker voorstaat) of op een u die als [oe] wordt uitgesproken: baby’tje, sudoku’tje. Bij de andere klinkers verdubbelen we dan de klinker: fotootje, cameraatje.
Afkortingen, losse letters, cijfers, enz.
Als je afleiding maakt van een afkorting, een losse letter of cijfer, dan doe je dat ook met een apostrof: zzp’er, 6’je, a’tje. Let erop dat je in samenstellingen van dit typ een streepje gebruikt: zzp-regeling, A4-papier. Ook in werkwoorden met afkortingen verschijnt deze apostrof, maar alleen ná de afkorting. Na het voorvoegsel ge van het voltooid deelwoord komt een streepje: cc’en, hij cc’t, ge-cc’d.
Op zoek naar werkvormen?
In de online cursus De NT2-docent als schrijftrainer staat de informatie van deze website gegroepeerd op onderwerp. Bovendien staan bij elk onderwerp een of meer werkvormen uitgelegd – vaak met concrete oefeningen die je zó kunt overnemen.