Niet alleen in samengestelde zinnen verduidelijkt een komma de structuur, maar ook in verschillende andere gevallen. Daar gaat deze lestip over. In andere lestips vind je informatie over het gebruik in het algemeen en bij bijvoeglijke naamwoorden, opsommingen en citaten, en in samengestelde zinnen.
Bijstellingen
Bijstellingen zijn bijvoeglijke bepalingen die extra informatie geven over een zelfstandig naamwoord. Ze staan direct na het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen en beginnen en eindigen met een komma.
- Anna, mijn manager, werkt hier al zestien jaar. (mijn manager is een bijstelling bij Anna)
- Mijn grootvader is geboren in Tzummarum, een klein dorpje in Friesland. (een klein dorpje in Friesland is een bijstelling bij Tzummarum)
Echter, immers, kortom
De woorden echter, immers en kortom staan vaak aan het begin van de zin, om ze extra nadruk te geven. Na dit woord komt dan een komma (bij kortom soms ook een dubbele punt), waarna de hoofdzin begint. Door de vooropplaatsing komt het woord eigenlijk buiten de zin te staan.
- De directie zegt dat volgend jaar flinke bezuinigingen nodig zijn. Echter, de jaarcijfers spreken dat tegen.
- Immers, je wilt toch graag weten hoe het zit.
- Kortom, onze vakantie was geweldig!
Tussenwerpsels en aansprekingen
Verschillende tussenwerpsels en aansprekingen staan, net als echter, immers en kortom buiten de eigenlijke zin, en worden daar door een komma van gescheiden. Ook ‘tussenzinnetjes’ als denk ik en vind ik en enzovoort of et cetera (of de afkortingen daarvan) aan het eind van een opsomming worden op deze manier gemarkeerd.
- Dan kun je wel bezig blijven, nietwaar?
- Pardon, mag ik wat vragen?
- Suzanne, kom je mee?
- We moeten snel een beslissing nemen, vind ik.
- In die kast vind je pennen, blocnotes, plakband, enzovoort.
Getallen
Een iets ander geval is het gebruik van komma’s in getallen. De komma heeft daar natuurlijk niets te maken met het zinsverband; het gaat alleen om een afspraak in Nederland. In getallen gebruik je in het Nederlands een komma bij decimale getallen, zoals geldbedragen. In Engelstalige landen staat daar een punt.
- Die trui kost € 24,95.
- Mijn moeder is 1,76 m lang.
- Het getal π is ongeveer 3,14.
Oefenen in de les
Ook dit zijn dingen die je het best kunt oefenen als je ze tegenkomt in de les. Behalve bij getallen gaat het om zaken die cursisten pas op hoog niveau tegenkomen, als ze misschien ook al zelf oppikken dat je dan een komma gebruikt. De getallen kom je (zeker bij geldbedragen) al veel eerder tegen. Je kunt dan bijvoorbeeld cursisten in duo’s laten samenwerken met een folder (of de website) van een supermarkt. Ze hebben dan bijvoorbeeld het volgende gesprekje:
A: Hoe duur is een pak koffie?
B: Een pak koffie kost € 5,59.
A schrijft dan het bedrag op en samen controleren ze of het juist is.