Welke woorden krijgen in het Nederlands hoofdletters?
Hoofdletters markeren in het Nederlands dat er ‘iets’ is met een woord. Het gaat dus altijd om een bijzonder woord; daarom schrijven we niet zo veel hoofdletters. De officiële regels voor het gebruik van hoofdletters vind je in het Groene Boekje. Op de website van Onze Taal vind je uitleg over veel losse kwesties. Onze Taal wijkt in sommige gevallen af van de officiële spelling maar vermeldt dat altijd. Ik geef hier de belangrijkste regels.
Met hoofdletter
Een hoofdletter gebruik je in de volgende gevallen:
- Bij het eerste woord van een zin.
- Bij namen van personen en dieren (de aanspreeknaam: dus: Onze poes heet Poekie).
- Bij aardrijkskundige namen. Dat zijn dus namen van plaatsen, provincies, landen, rivieren, bergen, maar ook talen en volkeren.
- Bij namen van unieke instellingen, merken, bedrijven en titels. Enkele voorbeelden: de Hoge Raad, Coca-Cola, AV Taaltraining, De naam van de roos.
Zonder hoofdletter
In de volgende gevallen gebruik je een kleine letter:
- Bij algemene aanduidingen voor plaatsen en bedrijven: een plein, een postkantoor
- Bij soortnamen van dieren: een papegaai
- Bij soortnamen die zijn afgeleid van personen, aardrijkskundige aanduidingen of merken: Die auto rijdt op diesel, Hij drinkt een glas bordeaux, Zij doet de luxaflex dicht.
- Bij benamingen van godsdienstige, maatschappelijke of artistieke stromingen en hun aanhangers: christendom, marxisme, kubisme, moslim
- Bij functienamen: docent, directeur, accountmanager
- Bij dagen van de week en maanden van het jaar (en in de officiële spelling ook bij historische periodes): maandag, september, middeleeuwen
Oefenen in de les
Hoe je dit behandelt, hangt erg af van je doelgroep en het soort cursus dat je geeft. Ik geef soms trainingen schrijfvaardigheid op B1 of B2, en dan besteed ik altijd (een deel van) een les aan het gebruik van hoofdletters, waarin ik juist ook inga op wat ongebruikelijkere gevallen. Bij algemene cursussen tot A2 behandel ik wat er ter sprake komt. Dat wil zeggen: als we het hebben over dagen en maanden, vertel ik er meteen bij dat we die in het Nederlands met kleine letters schrijven. Verder geef ik meestal feedback op het moment dat ik zie dat het nodig is.
Als je werkt met cursisten die pas net gealfabetiseerd zijn, zou je af en toe specifiek aandacht kunnen besteden aan een bepaalde regel, en dan bijvoorbeeld een (woord)dictee geven. Ook kun je een tekstje geven waarin je alle hoofdletters hebt weggehaald, en de cursisten laten aanstrepen welke woorden met een hoofdletter moeten. En natuurlijk kun je een schrijfopdracht geven, waarin ze de hoofdletters op de juiste manier moeten gebruiken. Je kunt ze bijvoorbeeld iets over hun land van herkomst laten vertellen (wat zijn belangrijke steden, hoe heten de provincies of deelstaten, welke talen worden er gesproken, enz.) Dan komen er vanzelf redelijk wat woorden aan bod die wel of geen hoofdletter moeten hebben.