Welke tekstdoelen zijn er, en wat is het verschil?
Ik vergelijk het schrijven van een tekst vaak met het maken van een reis. Je kunt zomaar wat doen, maar het is vaak beter als je een doel voor ogen hebt. Dat doel bepaalt voor een groot deel de weg die je aflegt.
Er zijn vier tekstdoelen, die je eventueel weer verder kunt onderverdelen: informeren, overtuigen, activeren en amuseren. In zakelijke communicatie gaat het meestal alleen om de eerste drie, maar in de NT2-les besteed je ook aandacht aan amuseren. Ik ga hieronder kort in op alle vier de doelen.
Informeren – je lezer weet iets
Bij informerende teksten gaat het puur om het overbrengen van informatie. Ook een verzoek om informatie valt hieronder. Denk hierbij bijvoorbeeld aan uitleg over de onderdelen van een examen of een tekst over wat voor werk je doet. Kenmerkend is dat in deze teksten vooral feiten staan, vaak aangevuld met concrete voorbeelden. Veelgebruikte signaalwoorden zijn die van opsomming, tijd, vergelijking, voorbeeld, precisering en samenvatting.
Overtuigen – je lezer vindt iets
Bij overtuigende teksten wil je dat iemand dezelfde mening heeft over een onderwerp als jij. Daarbij gaat het natuurlijk om allerlei soorten betogen en adviezen. Kenmerkend voor deze teksten is het gebruik van argumenten, aangevuld met feiten. Veelgebruikte signaalwoorden zijn die van oorzaak, gevolg, reden, voorwaarde, tegenstelling, toegeving en conclusie.
Activeren – je lezer doet iets
Een activerende tekst gaat nog een stap verder dan een overtuigende: je zet iemand aan tot actie. Denk aan bijvoorbeeld reclameteksten, recepten en allerlei instructies. Het gaat hierbij om heel diverse teksten, waardoor het moeilijker is om vaste kenmerken te geven. Vaak is er ook beeld, dat in sommige gevallen (denk aan reclames) zelfs belangrijker is dan de tekst. In de teksten staan vrij veel opsommingen, meestal korte zinnen en veel imperatieven. Signaalwoorden worden niet heel veel gebruikt, maar signaalwoorden van volgorde komen wel voor.
Amuseren – lezen voor je plezier
Een amuserende tekst lees je puur omdat je het leuk vindt. Denk aan een verhaal of een boek. Belangrijk aan dit soort teksten is dat de inhoud ervan vaak verzonnen is. De toon is ook heel anders dan bij de andere, meer zakelijke tekstdoelen.
Meer informatie over tekstdoelen lees je op mijn algemene website.
Oefenen in de les
Beginners laat je vaak oefenen met allerlei soorten teksten, zonder daarbij in te gaan op het doel van de tekst. Zodra cursisten wat langere teksten gaan schrijven, is het handig om ze iets te vertellen over de tekstdoelen. Je kunt daarbij heel goed de concrete formuleringen (je lezer weet / doet / vindt iets of leest voor zijn of haar plezier) gebruiken.
Leg je cursisten vervolgens een aantal verschillende teksten voor (bijvoorbeeld: een recept, een verhaaltje, een krantenartikel en een advies) en laat ze bedenken wat de doelen van die teksten zijn, en waar je dat aan kunt zien. Bedenk gezamenlijk voor elk soort tekst vaste kenmerken en andere voorbeelden van teksten.
Als je daarna een schrijfopdracht geeft, kun je eerst gezamenlijk of in groepjes bespreken wat het doel van de tekst is. Ga bij je feedback ook in op het doel. Past de tekst die een cursist heeft geschreven bij het doel van de tekst?