Tag: A1
De spelling van onechte tweeklanken
Woorden met de combinaties aai, ai, oei, ooi, oi, ieuw, eeuw en uw zijn vaak lastig voor NT2-cursisten. Hoe zeg je ze en hoe schrijf ...
Lees meer →
Bepaald of onbepaald?
In veel zinnen is het verschil tussen bepaald en onbepaald van belang, bijvoorbeeld voor de keuze van het lidwoord of bij de buigings-e.
Lees meer →
Het is gelukt!
Het onderwerp bij 'lukken' is meestal 'het', maar er zijn meer mogelijkheden. Maar het onderwerp kan nooit een persoon zijn.
Lees meer →
Het werkwoord willen
Willen is een onregelmatig werkwoord, dat twee verleden tijden heeft. Wat moeten je cursisten weten over dit werkwoord?
Lees meer →
Spelling van getallen
Getallen tot duizend schrijf je als één woord, na het woord 'duizend' komt een spatie. 'Miljoen' heeft een spatie vóór en ná het woord.
Lees meer →
Woordsoorten: tussenwerpsel
Een tussenwerpsel is geen deel van een zin, maar kan wel de betekenis veranderen. Er zijn verschillende soorten tussenwerpsels.
Lees meer →
Deze broek is dezelfde / hetzelfde?
'Dezelfde' hoort bij de-woorden en 'hetzelfde' bij het-woorden, maar 'hetzelfde' gebruik je ook vaak zelfstandig.
Lees meer →
Het vraagwoord ‘waar’
Het vraagwoord 'waar' gebruik je niet alleen bij locaties, maar ook in combinatie met een vast voorzetsel. Dat is voor cursisten soms onverwacht.
Lees meer →
Spelling: au of ou?
Er zijn weinig regels voor de keuze tussen 'au' en 'ou' bij de spelling van woorden. Je kunt er natuurlijk wel mee oefenen, zodat je ...
Lees meer →
Welke klachten hebt / heeft u?
'Welke klachten hebt / heeft u?' De vormen 'u hebt' en 'u heeft' zijn beide goed, maar waarom eigenlijk?
Lees meer →