Tag: A2
‘Alle’, ‘allemaal’ en ‘helemaal’
De woorden 'alle', 'allemaal' en 'helemaal' lijken voor cursisten soms erg op elkaar. Wat zijn de verschillen en overenkomsten?
Lees meer →
‘Oppassen’ of ‘passen op’?
De werkwoorden 'oppassen' en 'passen op' lijken erg op elkaar en zorgen soms voor verwarring.
Lees meer →
De spelling van onechte tweeklanken
Woorden met de combinaties aai, ai, oei, ooi, oi, ieuw, eeuw en uw zijn vaak lastig voor NT2-cursisten. Hoe zeg je ze en hoe schrijf ...
Lees meer →
Bepaald of onbepaald?
In veel zinnen is het verschil tussen bepaald en onbepaald van belang, bijvoorbeeld voor de keuze van het lidwoord of bij de buigings-e.
Lees meer →
Zij heeft van de zon liggen genieten
De werkwoorden hangen, liggen, zitten, staan en lopen combineer je in het presens met 'te', maar in het perfectum niet altijd. Het perfectum heeft meestal ...
Lees meer →
Het is gelukt!
Het onderwerp bij 'lukken' is meestal 'het', maar er zijn meer mogelijkheden. Maar het onderwerp kan nooit een persoon zijn.
Lees meer →
Het werkwoord willen
Willen is een onregelmatig werkwoord, dat twee verleden tijden heeft. Wat moeten je cursisten weten over dit werkwoord?
Lees meer →
Spelling van getallen
Getallen tot duizend schrijf je als één woord, na het woord 'duizend' komt een spatie. 'Miljoen' heeft een spatie vóór en ná het woord.
Lees meer →
Getallen: cijfers of woorden?
Of je getallen in cijfers of woorden schrijft, hangt af van het getal en van de context: is het een rond getal of of een ...
Lees meer →
Woordsoorten: tussenwerpsel
Een tussenwerpsel is geen deel van een zin, maar kan wel de betekenis veranderen. Er zijn verschillende soorten tussenwerpsels.
Lees meer →