Tag: voornaamwoord
Dit is de hunne
Het bijvoeglijk naamwoord komt ook zelfstandig voor, in zinnen als ‘Onze auto is ouder dan de hunne’. Deze vorm eindigt als op een ‘e’ en wordt gecombineerd met een lidwoord.
Soorten bijzinnen
Er zijn verschillende soorten bijzinnen, die verschillende functies hebben. In vorm zijn er grote overeenkomsten.
Woordsoorten: het voornaamwoord
Voornaamwoorden zijn een grote groep woorden die allemaal verwijzen naar een persoon of zaak. Er zijn veel verschillende voornaamwoorden.
We nodigden hen / hun uit voor het eten?
‘We nodigden hen uit voor het eten’ is juist. Meer over het gebruik van hen en hun lees je in deze lestip.
Gebruik van ‘jouw’, ‘jou’, ‘jij’ en ‘je’
Het gebruik van de woorden ‘jouw’, ‘jou’, ‘jij’ en ‘je’ is vaak lastig. Welke vorm je gebruikt hangt af van grammaticale functie en nadruk.
‘De gitaar waarop hij speelt’ of ‘de gitaar waar hij op speelt’?
Woorden als ‘waarop’ kun je vaak splitsen: ‘de gitaar waarop hij speelt / de gitaar hij waar hij op speelt’. Wanneer doe je dat?
U of zich?
In veel zinnen kun je zowel u als zich als wederkerend voornaamwoord gebruiken, maar soms is er een voorkeur voor een van beide vormen.
Zich of zichzelf?
Bij verplicht wederkerende werkwoorden gebruik je meestal ‘zich’ bij toevallig wederkerende werkwoorden ‘zichzelf’.
Aanwijzend voornaamwoord
‘Die’, ‘deze’, ‘dit’ en ‘dat’ zijn allemaal aanwijzend voornaamwoord. Wanneer gebruik je welk woord? En hoe oefen je daarmee met je cursisten?
Volle en gereduceerde vormen
Veel persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden hebben twee vormen: een volle en een gereduceerde vorm.