Tag: voornaamwoord
We nodigden hen / hun uit voor het eten?
‘We nodigden hen uit voor het eten’ is juist. Meer over het gebruik van hen en hun lees je in deze lestip.
‘De gitaar waarop hij speelt’ of ‘de gitaar waar hij op speelt’?
Woorden als ‘waarop’ kun je vaak splitsen: ‘de gitaar waarop hij speelt / de gitaar hij waar hij op speelt’. Wanneer doe je dat?
U of zich?
In veel zinnen kun je zowel u als zich als wederkerend voornaamwoord gebruiken, maar soms is er een voorkeur voor een van beide vormen.
Zich of zichzelf?
Bij verplicht wederkerende werkwoorden gebruik je meestal ‘zich’ bij toevallig wederkerende werkwoorden ‘zichzelf’.
Aanwijzend voornaamwoord
‘Die’, ‘deze’, ‘dit’ en ‘dat’ zijn allemaal aanwijzend voornaamwoord. Wanneer gebruik je welk woord? En hoe oefen je daarmee met je cursisten?
Woordgeslacht zelfstandig naamwoorden
Nederlandse zelfstandig naamwoorden hebben drie woordgeslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Dat heeft invloed op de verwijswoorden.
Volle en gereduceerde vormen
Veel persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden hebben twee vormen: een volle en een gereduceerde vorm.
Wederkerende werkwoorden
Een wederkerend werkwoord wordt vervoegt met ‘zich’. Wederkerende werkwoorden kunnen zowel verplicht als niet-verplicht wederkerend zijn.
Susans fiets of Susan haar fiets?
Susans fiets, Susan haar fiets en de fiets van Susan zijn allemaal manieren om bezit aan te geven. Hoe gebruik je die verschilende bezitsvormen?
‘Het’ in: ‘De vrouw heeft het koud’
Waarom gebruik je het in zinnen als ‘De vrouw heeft het koud’?