Tag: werkwoord
Het plusquamperfectum
Het plusquamperfectum, of de voltooid verleden tijd, gebruik je om over een verder verleden te praten of over een niet-werkelijkheid.
Woordsoorten: het werkwoord
Werkwoorden zijn woorden die een handeling, proces of toestand uitdrukken. Ze hebben verschillende vormen, functies en vervoegingen.
Je kunt / kan daar heerlijk wandelen
Je kunt en je kan zijn beide juist, maar je kunt is iets formeler. Een vergelijkbaar onderscheid geldt voor je zult – je zal en je wilt je wil.
Imperatief van scheidbare werkwoorden
Scheidbare werkwoorden kun je ook in een imperatief gebruiken. Je met het werkwoord dan splitsen.
Betekenis van ‘zouden’
Zouden is de verleden tijd van zullen, maar de betekenis is heel anders. Vaak zit er iets van onzekerheid of niet-werkelijkheid in.
Het pakket opgestuurd had gekregen
In welke volgorde zet je de werkwoorden aan het eind van een zin? Dat hangt af van de vorm en functie van de werkwoorden.
Betekenis van ‘zullen’ in het presens
De betekenis van ‘zullen’ in presens is niet zo duidelijk. Je kunt het werkwoord op vijf verschillende manieren gebruiken.
Gebruik van passieve zinnen
Passieve zinnen gebruik je als de handelende persoon onbekend of onbelangrijk is, en vaak ook uit tactische overwegingen.
Het onderwerp van passieve zinnen
Het onderwerp van passieve zinnen is niet hetzelfde als de handelende persoon of instantie. En het kan zelfs helemaal ontbreken.
Passieve zinnen: vorm en betekenis
De vorm en betekenis van passieve zinnen is vaak lastig. Cursisten moeten leren om de zinnen te herkennen en begrijpen.